personen, met dien verstande, dat op elke Al
gemene Ledenvergadering voor elke zaak
slechts die persoon stem zal uitbrengen, die
daarvoor heeft getekend op de presentielijst."
Voorts zal het Hoofdbestuur voorstellen artikel 17
van het Uniform Reglement van de Provinciale en
Plaatselijke Afdelingen van Exploitanten als volgt
te wijzigen:
„Elk lid, dat niet in gebreke is van nako
ming van zijn geldelijke verplichtingen jegens
de Bond, kan voor elke zaak, die dat lid ex
ploiteert, of met de exploitatie waarvan dat
lid zich bezig houdt, een stem uitbrengen, zulks
met uitzondering van de Permanente Biosco
pen B, als bedoeld in artikel 3.A.b. van het
Algemeen Bedrij f sreglement, waarvoor onge
acht het aantal Permanente Bioscopen B, dat
elk lid exploiteert, door ieder lid in totaal
slechts een stem kan worden uitgebracht. Dit
stern-uitbrengen geschiedtenz." volgens
de bestaande bepaling.
De heren L. W. R. Meyer, Ch. van Biene, J. L.
Paerl, J. ter Linden en J. Nijland Jr. hebben
voorgesteld om aan artikel 10 A. van het Alge
meen Bedrij f sreglement een nieuwe bepaling toe te
voegen, beogende, om gedurende een zekere ter
mijn bij afloop van een bestaand huurcontract van
een bioscoop in geval de eigenaar-verhuurder het
huurcontract niet wenst te verlengen zonder dat
door de huurder daartoe aanleiding is gegeven, aan
een ander toestemming tot de exploitatie van de
bioscoop te weigeren, tenzij met toestemming van
de oorspronkelijke huurder-exploitant.
De bedoeling van dit voorstel was om de exploi
tant-huurder te beschermen niet alleen tegen on
redelijke eisen van de eigenaar van een bioscoop,
maar ook in het geval, dat de eigenaar het huur
contract niet wenst te verlengen bij voorbeeld
doordat hij zelf de exploitatie in handen wil nemen.
Op dit voorstel had het Hoofdbestuur een afwij
zend praeadvies uitgebracht. Het was n.1. van
mening, dat de vorm, waarin het voorstel is inge
diend, twijfel doet rijzen of de rechter, indien hem
een geschil over de geldigheid van het nieuwe arti
kel zou worden voorgelegd, zulk een bepaling zou
sanctionneren; het valt niet te verhelen, dat de
verhuurder van het pand op deze wijze ernstig
beknot zou zijn in de uitoefening van zijn eigen
domsrechten en dat aan de huurder een wel zeer
grote macht zou worden gegeven.
Daarentegen had het Hoogdbestuur een nieuw
voorstel bij de Ledenraad aanhangig gemaakt om
artikel 10.A van het Algemeen Bedrij f sreglement
te wijzigen en waarbij de bescherming van de be
langen van de huurders van bioscopen in overeen
stemming wordt gebracht met de huidige omstan
digheden.
Dit nieuwe voorstel van het Hoofdbestuur is
door de Ledenraad goedgekeurd. Het komt hierop
neer, dat indien een contract tussen verhuurder en
huurder van een bioscoop beëindigd dreigt te wor
den en partijen het over de prolongatie niet eens
zijn, het lid-exploitant zich kan wenden tot het
Hoofdbestuur, dat de nieuwe aanvrager niet zal
toelaten, respectievelijk aan de verhuurder zal doen
weten, dat op zulk een toelating niet valt te reke
nen, indien deze van de gelegenheid tot arbitrage
geen gebruik maakt. De arbitrage zal in principe
tot verlenging van het huurcontract beslissen,
tenzij:
a. de huurder of gewezen huurder het gebouw on
behoorlijk gebruikt;
b. met betaling van de huurpenningen achterstal
lig is;
c. weigert toe te stemmen in een redelijke verho
ging van de huurprijs;
d. de economische en maatschappelijke belangen
van de eigenaar verre uitgaan boven die van de
huurder-exploitant.
Ten slotte heeft de Ledenraad zich bezig gehou
den met de verschillende voorstellen en amende
menten betreffende de verlenging van het Bedrijfs-
besluit Deviezenregeling.
De onderlinge verschillen tussen deze voorstel
len kwamen in hoofdzaak neer op verschillen tus
sen het minimum aantal voor de vertoning van
Europese hoofdfilms bestemde vertoningsweken.
Het verststrekkend was een voorstel van de
heren O. P. Besseling, C. A. Bruyn, D. J. van Leen,
J. J. ter Linden, L. W. R. Meyer, R. A. van Mourik
en J. L. Paerl om het aantal Europese weken te
bepalen op 12 per halfjaar. Het Hoofdbestuur had
op dit voorstel een afwijzend prae-advies uitge
bracht en zijnerzijds een voorstel aanhangig ge
maakt om het Bedrij f sbesluit Deviezenregeling
voor de tijd van een jaar te verlengen en het mini
mum aantal weken gedurende welke niet-Ameri-
kaanse films vertoond moeten worden te bepalen
op zes per halfjaar.
Op dit voorstel was weer een amendement in
gediend door de heer E. Alter om dit minimum
aantal te stellen op acht per halfjaar.
Na langdurige beraadslagingen heeft de Raad
het voorstel van het Hoofdbestuur goedgekeurd,
zij het met een wijziging van artikel 1, in dier
voege, dat de leden-bioscoopexploitanten gehou
den zijn in de 26 vertoningsweken van 27 Augustus
1948 tot 25 Februari 1949 gedurende ten minste
acht weken hoofdfilms te vertonen, welke niet zijn
vervaardigd in de Verenigde Staten van Noord-
Amerika en waarvoor geen dollars betaald wor
den, respectievelijk geen dollarschuld ontstaat en
voorts dat het aantal Europese weken voor de
daarop volgende periode van 26 weken verminderd
wordt tot zes.
Bovendien heeft de Ledenraad besloten te be-