dat zij verloren zullen gaan. In veler ogen is dit archief de meest essentiële taak van het Institute. De hier bewaarde films zijn van betekenis voor de ontwikkeling van de filmtechniek, van de film kunst en als sociale en historische documentatie. Het preserveren van films is een zeer kostbare onderneming. De lopende kosten van het Institute, alléén voor de preservatie, bedragen rond 6.000, een steeds terugkerende noodzakelijke kostenuit- gave. De National Film Library is lid van de Inter nationale Federatie van Filmarchieven en onder houdt goede relaties met individuele archieven in het buitenland. Naar veler oordeel zouden films, die in natio nale archieven worden bewaard niet slechts ge preserveerd en bestudeerd moeten worden, maar ook beschikbaar worden gesteld voor vertoning. Deze ogenschijnlijk eenvoudige zaak is echter in wezen een gecompliceerde kwestie, waarbij het filmauteursrecht de belangrijkste rol speelt. Zo werd bijvoorbeeld onlangs de vraag opgeworpen, of de auteursrechten van films, die ouder zijn dan vijftig jaar, zouden expireren, analoog aan die van fotographieën. Dit nieuwe probleem kon zich eerst voordoen na 1945, daar de eerste films in 1895 werden vervaardigd. De Library Committee, die beslist welke films aan de Afdeling Uitlening ter beschikking zullen worden gesteld, acht het waarschijnlijker, dat de meeste films, zoal niet alle, kunnen worden be schouwd als literaire of dramatische werken. Zij gaat daarom bij haar taak met grote voorzichtig heid te werk. Afdeling Uitlening De Afdeling Uitlening van de Library heeft ten doel films ter beschikking te stellen om de ont wikkeling en de techniek van de film als middel tot ontspanning en expressie te illustreren. Deze films zijn bestemd als materiaal voor cursussen in filmappreciatie in scholen en voor programma's voor filmliga's. De catalogus van deze afdeling bevat ruim honderd titels, voor het overgrote deel documentai- res, voorzien van korte histori- sche aantekeningen. De leveringscondities bevatten onder meer de bepalingen: dat geen garantie kan worden gegeven, dat een bepaalde film op een bepaalde datum kan worden geleverd, ofschoon elke poging zal worden gedaan om zulks te bevorderen; dat de Film Library geen filmverhuurkantoor is en slechts in zeer speciale omstandigheden films kan leveren voor openbare vertoning; dat films niet in onderverhuur kunnen worden gegeven. Gedurende het jaar, dat op 30 Juni 1948 ein digde, werden door deze afdeling 3132 filmleve- ranties verricht en werden vijf hoofdfilms aan de catalogus toegevoegd: True Hart Susie Griffith (U.S.A. 1919) Paris qui dort René Clair (Frankrijk 1923) St. Jean d'Ave Carl Dreyer (Frankrijk 1928) Het levende lijk Pudovkin (Duitsland 1928) De aarde zingt Plicka (Tsjecho-Slowakije 1933). Relaties met de filmliga's Het Institute heeft een booking-agentschap in gericht voor filmliga's, die films wensen te huren. Deze kunnen hier de nodige informaties inwinnen omtrent films, leveranciers en dergelijke. De belangrijkste groeperingen op dit gebied zijn de Federation of Film Societies, die in Engeland en Wales werkzaam is en 142 verenigingen met ruim 30.000 leden omvat, en de Scottish Federa tion of Film Societies, die 16 verenigingen telt met een ledenaantal van 8.000. In het Radcliffe-rapport wordt ten aanzien van de niet-commerciële filmleveranties opgemerkt, dat er een vierhonderdtal bronnen zijn vanwaar men films kan betrekken, welke verscheidenheid ver bijsterend is voor de gebruikers. Het rapport con cludeert, dat dit inderdaad het argument kan zijn Niel alleen schipbreukelingen maar ook ronddrijvende goederen, door de slorm over boord geslagen, worden geborgen Uil de film ..REDD1NGBOOT AAN NEDERLANDSE KUST" van Jan Hin en Hatlim Hoving

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1949 | | pagina 15