14 [~°]iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiif-I „Nooit zag ik een delinquent, ook maar door iets f aangetast, dat hemzelf niet was aangeboren, leder kind dat de verkeerde weg opgaat, gaat de verkeerde weg op wegens zijn natuurlijke geestesgesteldheid of 1 zijn gemis aan huiselijk leven. Het kan niet in de aard 1 van de films liggen, dat zij een kind slecht maken, indien het van meet af aan al niet slecht is." (Dr. A. A. Br Ml, psychiater: Children and the movies. N.Y., Newsweek Club 1 Bureau, Platform, Febr. 1946, p. 2). [jmuwmmmimiiiinniinmiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiin[~ voor een grotere concentratie van de niet-commer- ciële filmleveranties, maar acht dit geen taak. wel ke het Institute op zich zou kunnen nemen. In de jaarverslagen wordt daarenboven her haaldelijk geconstateerd, dat het voornaamste pro bleem voor de filmliga's de filmvoorziening is en blijft. Geklaagd wordt over gebrek aan medewer king van het filmbedrijf. Uit deze mededelingen moet men concluderen, dat het ligawezen, ondanks de talrijke leveranciers, er niet in slaagt zijn be hoefte aan geschikte films in voldoende mate te te dekken, wat op zichzelf reeds een doorslagge vend argument is voor een coördinatie op dit ter rein, Het British Film Institute kan deze omvangrij ke taak, zijn financiële constitutie in aanmerking nemende, niet belangeloos op zich nemen en het kan dit ook niet doen tegen betaling van dienst verlening tussen houders van filmauteursrechten en verenigingen, daar de National Film Library niet is ,,a licensed renter within the meaning of the Cinematograph Act of 1938", zoals in haar leveringscondities uitdrukkelijk wordt gesteld. Een andere moeilijkheid, waarmede vooral de liga's in Engeland en Wales te kampen hebben, is de voorziening aan voor bijeenkomsten geschik te ruimten. Daar de levering van 35 mm films be ter is dan van 16 mm films, prefereren alle liga's bijeenkomsten in zalen waar 35 mm films kunnen worden vertoond. In bijna iedere stad of dorp is dit een bioscoopzaal. In het laatste jaarverslag van het Institute wordt als oplossing van deze moeilijkheid aange raden, dat men, waar ergens ook maar een nieuwe zaal wordt gebouwd of een oude gerestaureerd, het installeren van filmprojectie-apparaten, zoals ^oor bioscopen in gebruik, verplichtend zal stel len. Als een tweede en nog betere oplossing acht het British Film Institute een toename van het ledental der liga's, zodat zij in de gelegenheid zijn uitkoopvoorstellingcn te organiseren. Financiën De financiën worden tot nu toe op een typisch Engelse wijze verkregen uit een fonds, dat bekend is als het Sunday Cinematograph Fund. In Groot- Brittannië is algemene Zondagssluiting en de bio scopen, die op Zondag openen, zijn volgens de Sunday Entertainments Act 1932 verplicht een ze kere bijdrage in dit fonds te storten voor charita tieve doeleinden. Dit fonds verkrijgt op deze wijze per jaar rond 20.000.—, waarvan met toestem ming van de Voorzitter van de Ministerraad een deel als subsidie wordt verstrekt aan het Institute, over welks besteding de regering geen zeggen schap heeft. Uit verdere bronnen, onder meer eni ge subsidies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, van het Ministerie van Onderwijs, van bij dragen van leden enz. ontvangt het ongeveer 11.000.— per jaar. De jaarlijkse subsidie voor 1947, 1948 en 1949 was vastgesteld op 31.500. Terecht achtte het Radcliffe-rapport een derge lijke subsidiëring onvoldoende, wilde het Institute zijn werkzaamheden uitbreiden. Geadviseerd werd een jaarlijkse regeringssubsidie van 100.000. en een kapitaaluitgave van 30.000.waardoor het inkomen van het Institute los zou worden ge maakt van bovengenoemd fonds. Aan het Parle ment werd inmiddels een voorstel voorgelegd, dat voorziet in een jaarlijkse subsidie van 96.000. Een vergelijking mei het Nederlands Filniinstitnut Zoais uit het bovenstaande blijkt, streven het British Film Institute en het Nederlands Film instituut beiden een in wezen zelfde doel na, na melijk de bevordering van de filmcultuur, hoewel zij dit op verschillende wijze trachten te bereiken. Het British Film Institute heeft zich in de vijftien jaren van zijn bestaan tot nu toe in hoofdzaak ge concentreerd op de conserverende arbeid van zijn filmarchief en op dienstverlening aan het onder wijsgebied in de ruimste zin van het woord, daar naast adviezen en voorlichting gevende aan het culturele verenigingsleven, terwijl het door de Af deling Uitlening van zijn National Film Library een bescheiden aanvullende service verleent aan de filmvoorziening van het ligawezen. Het Nederlands Filminstituut, dat zijn taak nauwelijks een jaar geleden heeft aangevangen, heeft zich als eerste doel gesteld de film-minded- ness met zo practisch mogelijke middelen aan te kweken en daarbij tevens de culturele smaak ten gunste te beïnvloeden. Hierbij mag het feit niet uit het oog worden verloren, dat het Britse volk in hoge mate en het Nederlandse publiek tot nu toe zeer weinig blijk heeft gegeven van film-minded- ness. Dit feit is de oprichters van het Nederlandse instituut mede tot richtsnoer geweest. Kan het British Film Institute zich krachtens zijn constitutie niet belasten met die filmleveran- ties, welke in hoofdzaak door het ligawezen wor den verlangd, het Nederlands Filminstituut kan dit wel, daar het, dank zij de medewerking van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf, kan optre den als verbindingsinstituut tussen bedrijf en cul tureel verenigingsleven.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1949 | | pagina 16