35 dat eveneens gegrond moet worden geacht eiseresses vor dering tot betaling van de minimum-garantiesom en gedaag de mitsdien moet worden veroordeeld tot betaling van het gevorderd bedrag van dat voorts gegrond moet worden geacht eiseresses vorde ring tot het doen vertonen van de film „Meet me at dawn" en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om binnen een termijn van drie maanden na het in kracht van ge wijsde gaan van dit vonnis voormelde film gedurende ten minste een week te doen vertonen in het City Theater te Amsterdam, het City Theater te 's-Gravenhage en het Luxor Theater of het Lutusca Theater te Rotterdam en bij gebreke daarvan aan eiseres te betalen een schadever goeding waarvan het bedrag op is bepaald, zijnde het verschil tussen eiseresses inkoopprijs en de in ieder geval door gedaagde te betalen minimum-garantiesom van dat gedaagde moet worden veroordeeld in de geschil- kosten, door de Commissie, met het oog op de omvang van het geschil, bepaald op 50.—, zodat geen vergoeding voor kosten van rechtskundige bijstand wordt toegewezen, kunnende deze kosten niet geacht worden als te zijn nood zakelijk in deze arbitrale procedure; RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde: a. tot nakoming van de overeenkomst, die op of om streeks 24 Juni 1948 tussen partijen geacht moet worden tot stand te zijn gekomen en waarvan een afschrift aan dit vonnis is gehecht, dat hier wordt beschouwd als te zijn ingelast; b. tot betaling aan eiseres van een bedrag van als minimum ■(garantiesom volgens de overeenkomst ver meld sub a; c. om binnen een termijn van drie maanden na het in kracht van gewijsde gaan van dit vonnis de film „Meet me at dawn" gedurende ten minste één week te doen vertonen in het City Theater te Amsterdam, het City Theater te 's-Gravenhage en het Luxor Theater of het Lutusca Theater te Rotterdam; d. voor het geval gedaagde aan haar veroordeling sub c binnen de daarvoor bepaalde termijn niet voldoet, om aan eiseres te betalen een schadevergoeding van f e. in de arbitragekosten bedragende f 50. Aldus gewezen te Amsterdam op 18 Mei 1949. -----O----- In zake: N.V. ASTRA FILMMAATSCHAPPIJ, gevestigd te Arnhem en kantoorhoudende aldaar aan de Velperweg 135g, eiseres, en R.K.O. RADIO FILMS N.V:, gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende aldaar aan de Keizersgracht 698, ge daagde De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond enz,, enz. IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request dd. 31 Maart 1949 een geschil con tra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat hier wordt beschouwd als te zijn ingelast: dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op Woensdag 13 April 1949 op het Bu reau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, Jan Luycken- straat 2 te Amsterdam; dat aldaar verschenen zijn de heer Ch. van Biene, direc teur van eiseres, en de heren L. L. Lioni en A. Zomer plaag, respectievelijk directeur en sales-manager van ge daagde; dat de heer L. L. Lioni, namens gedaagde, in hoofdzaak heeft verklaard, dat de door eiseres verlangde film ..Fort Apache" op een in het Amerikaanse vakblad ..Variety" gepubliceerde lijst van 93 films, waarmede in 1948 top- recettes zijn behaald, als no. 22 is gerangschikt; dat genoem de film derhalve ver boven de middenmaat ligt; dat de film reeds door 61 Nederlandse bioscoopondernemingen tegen de maximaal toegelaten auteursprijs is gecontracteerd; dat de producent van de film, die de exploitatie daarvan aan gedaagdes hoofdkantoor heeft toevertrouwd, als conditie heeft gesteld, dat de film tegen het maximum percentage wordt verhuurd en dat die producent niet bereid is een lagere auteursprijs toe te staan; dat gedaagde weliswaar de film „Bambi" eveneens tegen een filmhuurprijs van 32l/> o/Q der recette aan eiseres heeft geleverd, maar dat de kwaliteit van deze film een veel hogere filmhuur wettigt, hetgeen nu eenmaal wegens het in de Bondsvoorwaarden gestelde maximum niet betaald mag worden; dat gedaagde wegens het ontbreken van een vrije markt genoodzaakt is haar in Nederland te distribueren films scherp te selecteren en dat zij daarmede bereikt heeft, dat haar in distributie zijnde films gemiddeld een filmhuurprijs van 32H waard zijn; dat het ten slotte eiseres vrij staat uit gedaagdes selec tie de films te kiezen, die naar haar mening de maximum toegestane filmhuurprijs waard zijn en dat zij niet gedwon gen is andere films te huren; dat de heer Ch. van Biene, namens eiseres, hiertegen in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat de waarde ener in Neder land te vertonen film van Amerikaanse oorsprong niet met een Amerikaanse maatstaf kan worden vastgesteld, omdat er nu eenmaal grote verschillen bestaan in de mentaliteit van het Amerikaanse en het Nederlandse volk en omdat de grote meerderheid van het Nederlandse publiek de taal, die in de Amerikaanse film wordt gesproken, niet verstaat en zich met ondertitels moet behelpen; dat eiseres voor de film „Bambi" een filmhuurprijs van 32*/> heeft geboden, welke prijs gedaagde heeft geaccepteerd; dat de film „Fort Apache" kwalitatief verre de mindere is van de film „Bam bi" en dat dit verschil ook in de filmhuurprijs tot uiting behoort te komen, weshalve eiseres haar bod van 27XA redelijk acht; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bio scoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Neder landse Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rech ter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat Arbitrage-Reglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Ne derlandsche Bioscoop-Bond; dat het geschil betrekking heeft op de toepassing van artikel 4 van het Bedrijfsbesluit in zake de Uitvoering der Deviezenregeling behelzende: „De verhuurder van een hoofdfilm is verplicht na de bedrijfsvoorstelling van zulk een film een wat betreft ver- toningsmogelijkheden en condities redelijk bod hetwelk per aangetekende briefkaart is gedaan te accepteren binnen vier weken, nadat het bod is gedaan, althans de desbetreffende hoofdfilm voor vertoning in de desbetreffen de gemeente binnen die termijn te verhuren. Gebrek aan overeenstemming over de vraag, of het bod al dan niet redelijk is, wordt beschouwd als een geschil in de zin van artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement". dat de waarde van een film als „Fort Apache" niet af ge-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1949 | | pagina 37