en
tal OPMERKELIJKE ADVIEZEN
RÉSOLUTION (OFFICIELLE) DU CONSEIL ECONOMIQUE
GATER REPORT ON FILM PRODUCTION COSTS
PLANT REPORT ON DISTR1BUTION AND EXHIBITION OF FILMS
INZAKE
DE veelbesproken rol, welke de belasting
op vermakelijkheden in het filmbedrijf
speelt, is sinds jaren een object van con
troversen. Lange tijd heeft de overheid,
zowel in het buitenland als ten onzent,
getracht de fictie te handhaven, dat filmprodu
cent en bioscoopexploitant met de vermakelijk-
heidsbelasting, die in wezen een verteringsbelas
ting is welke door de bioscoopbezoeker wordt be
taald, in feite niet van doen zouden hebben. Op
de ernstige waarschuwingen van het filmbedrijf
in zake de funeste uitwerking ener te hoge belas
tingheffing, werd met schokschouderen geant
woord. Ten slotte is men wat vroeg of laat te
verwachten was door het zich opeenstapelende
feitenmateriaal toch tot de ontdekking gekomen,
dat de meest sombere verwachtingen van de ter
zake deskundigen niet ongegrond waren.
In dit verband moet worden opgemerkt, dat
zowel de Franse als de Britse overheid zo lang
mogelijk aan het principe hebben vastgehouden
om het algemene peil der vermakelijkheidsbelasting
zo weinig mogelijk te verlagen en bij voorkeur
door het nemen van allerlei noodmaatregelen op
verschillende manieren te trachten de lasten van
filmproductie en exploitatie te verlichten. Daar
wij die pogingen de laatste jaren in onze kolom
men herhaaldelijk uitvoerig hebben besproken,
kunnen wij thans volstaan met te constateren, dat
zij nergens tot het beoogde doel hebben geleid.
De adviezen der deskundigen, die er met na
druk op wezen, dat men slechts een permanente
filmproductie kan ontwikkelen, indien er een ge
zonde exploitatie is, werden genegeerd. Men
vergat, dat de economische grondslag van het
filmbedrijf in wezen niet verschilt van die van
andere takken van industrie en handel, zij het,
dat doorlopend zeer grote risico's genomen die
nen te worden en daarenboven de kostprijs van
het filmproduct door een enorme „weeldebelas
ting" in de vorm van een hoge vermakelijkheids
belasting wordt verhoogd. Indien men de pro
ducent een subsidie geeft, stimuleert dit nog niet
de verkoop van het product. De consument, de
bioscoopbezoeker, heeft steeds het laatste woord.
Het is een wel zeer opmerkelijk feit, dat binnen
de tijd van enkele weken in Frankrijk en in Groot-
Brittannië enige officiële rapporten in zake het
filmwezen zijn gepubliceerd, die de door de des
kundigen uit het filmbedrijf ten aanzien van de
werking der vermakelijkheidsbelasting naar voren
gebrachte bezwaren zij het ongewild ten
volle onderschrijven. Bedoeld worden hier het ad
vies van de ,,Conseil Economique", dat begin De
cember werd gepubliceerd, en de rapporten van
de beide, door het Britse Ministerie van Handel
ongeveer een jaar geleden in het leven geroepen,
commissies, welke tot opdracht hadden een on
derzoek in te stellen respectievelijk naar de film-
productiekosten en naar de verhuur en exploitatie
van films.
Crisis in net Franse filmwezen
Het behoeft geen verwondering te wekken, dat
Frankrijk het eerste land was, dat de fiscale koers
moest wijzigen, wilde het filmbedrijf uit de bran
ding geraken. Een blik op de door het Centre
National gepubliceerde officiële statistieken van
het Franse filmwezen laat ons zien, dat het aan
deel van de producent-filmverhuurder in de bru-
to-recettes sedert 1942 ondanks de bijna zeven
voudig gestegen productiekosten (het index-cijfer
in 1947 was 666 op basis van 1942), de 30%
niet heeft overschreden, terwijl het aandeel van
de fiscus, die in 1942 aan vermakelijkheidsbelas
ting plus gemeentelijke toeslagen 16 van de
1
e