VAN HET BIOSCOOPPROGRAMMA ONVERDACHTE GETUIGENIS 17 WIJ beleven op het ogenblik weer het seizoen van de balansen. Overal is men doende overzichten samen te stellen van de bedrijfsresultaten dei- achter ons liggende periode. In som mige dezer verslagen spreekt een flinke dosis op timisme, in andere is een bezorgde toon merkbaar. Dat de financiële resultaten van het Neder landse filmbedrijf over het algemeen weinig aan leiding tot verheugenis geven, is ons allen be kend. Wij willen daarom geen open deuren in lopen met een referaat over het nog steeds terug lopend bioscoopbezoek, over onze gesloten speel filmstudio, onze door de vermakelijkheidsbelasting gewurgde nationale filmproductie, allemaal trieste feiten waarvoor ons geen blaam kan treffen. Waar wij wèl over willen spreken is het bioscooppro gramma ten aanzien waarvan tal van overigens achtenswaardige lieden zich zo gaarne te bui ten gaan aan vage en klakkeloze critiek. Wij bedoelen hiermede niet de besprekingen van de filmrecensenten in de dagbladen, maar bewerin gen zo-maar-in-het-algemeen. U kent ze wel: dat er zoveel films van slechte kwaliteit geïmporteerd v/orden, dat de samenstelling van de program ma's zo slecht is enz. enz. Nu moet men vooral niet denken, dat de lie den, die zich uit welken hoofde dan ook ge roepen achten hun inzichten aldus ten beste te geven, zich zulke opmerkingen ook ten aanzien van de overige takken van het culturele bedrijf, zoals bijvoorbeeld de uitgeversbedrijven, toneel, radio enz. veroorloven, neen, zij doen dit alleen over de film. Waarschijnlijk wel, omdat zij dat bij (deze Nederlandse zondebok-bij-uiünemend- heid nu eenmaal zo makkelijk ongestraft kunnen doen. Wat zij niet beseffen is, dat hun losse op merkingen, juist door haar ondoordachtheid, door de insider dikwijls als een, natuurlijk onge wilde, ironie worden ondervonden. In de regel blijkt al spoedig dat zij niet voldoende kennis dragen van de betrokken materie, noch van de feiten en omstandigheden, laat staan, dat zij zich realiseren dat het peil, waarop het amusements wezen ten onzent zich beweegt, wordt bepaald door de publieke smaak, welke evenzeer, zo niet in hoofdzaak, wordt gevormd door boeken en tijdschriften, radio-programma's, verenigingsle ven enz. Zij zouden recht van spreken hebben, indien zij hun beweringen met feitelijk bewijsma teriaal zouden staven en dat doen zij niet omdat zij het eenvoudig niet kunnen. In „Het Geladen Schip", het uitstekend ver zorgde maandblad van de Hervormde Jeugd- raad, troffen wij enige tijd geleden onder de titel Balans" een artikel aan, waarin de hoofdredac teur, de heer W. G. Bezemer, een even origineel als gefundeerd antwoord geeft op de hierboven bedoelde opmerkingen. Wat het lezen van dit Protestantse maandblad voor ons zo prettig maakt is, dat het de huidige maatschappij op een geheel eigen en realistische wijze benadert, vanzelfsprekend vanuit een Chris telijk standpunt. Het ,,they take it for granted" is zeker niet op zijn redacteuren van toepassing. Ofschoon wij ons uiteraard niet met alle daarin verkondigde opvattingen kunnen verenigen, moe ten wij opmerken, dat de artikelen die het bevat getuigen van een objectiviteit, van een wil tot onbevangen benadering van en een zich eerlijk openstellen voor de onderhavige materie, welke in een weldadige tegenstelling staat tot de in zekere kerkelijke en ook in niet-kerkelijke kringen vaak gehoorde klakkeloze beschuldigin gen aan het adres van de bioscoop en de afge zaagde gemeenplaatsen, welke men er met veel aplomb hoort verkondigen. De heer Bezemer, de hoofdredacteur, heeft zich afgevraagd wat er nu wel waar is van die vage critiek op het bioscoopprogramma in het algemeen. Hij vond het antwoord op een even nuchtere .ais methodische wijze. De Stichting Filmcentrum der Nederlands Her vormde Kerk, tot stand gekomen uit initiatief en samenwerking van de werkgroep ,,Kerk en samenleving", de Stichting ,,Kerk en wereld", de Hervormde Raad voor Kerk en Gezin en de Her vormde Jeugdraad1), geeft een reeds ruim twee jaar bestaand „Critisch Filmbulletin" uit, waarin maandelijks een groot aantal films wordt bespro ken. Te beginnen met Januari 1948 tot en met Juli 1949 werden er ruim 400 films in vermeld. Deze 400 films werden door de heer Bezemer met name ingedeeld in drie groepen te weten: A films, die uitgesproken goed zijn, B films, die uitgesproken slecht zijn en C films, die niet tot A, noch tot B behoren. Hij kwam daarbij tot de ontdekking, dat niet minder dan 50 van de 400 films tor Groep A gerekend dienen te worden, 208 tot groep C en 151 tot groep B, Bal ans

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1950 | | pagina 19