Een LES in EEN MERKWAARDIGE RECHTERLIJKE UITSPRAAK 21 HET feit, dat de populaire burgervader van onze hoofdstad enige tijd geleden de gast is geweest van de United States Conference of Mayors, een vereniging welke men in zeker opzicht zou kunnen vergelijken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, en zijn mededelingen aan de pers, waarbij hij er op wees dat er een zekere over eenkomstigheid valt op te merken in de vraag stukken die zich voordoen bij het beleid van Amerikaanse en Nederlandse gemeenten, zijn voor ons aanleiding geworden om even stil te staan bij de raakpunten die het arbeidsterrein van de bioscoopondernemer in de Verenigde Staten heeft met dat van de ambtelijke bemoeiingen van de gemeente, met name filmcensuur en vermake- lijkheidsbelasting. Welnu, deze grenzen bestaan niet of, juister gezegd, nagenoeg niet, omdat de activiteit van de Amerikaanse gemeente zich met betrekking tot filmvoorstellingen in de regel niet uitstrekt tot het uitoefenen van filmcensuur en het heffen van een vermakelijkheidsbelasting, maar zich beperkt tot het verlenen van een bioscoopvergunning, indien althans de grondwet van de staat waarin zij gelegen is zulks toestaat. Wanneer wij schrijven ,,in de regel" dan willen wij daarmede zeggen, dat van de acht en veertig Staten die tezamen de United States of America vormen er slechts een zevental zijn, namelijk Kansas, Maryland, Massachusetts, New Yprk, Ohio, Pennsylvania en Virginia, die een centrale filmcensuur uitoefenen en dat van de duizenden gemeenten maar enkele tientallen een of andere vorm van filmcensuur soms zou men beter van beperkingsmogelijkheid kunnen spreken kennen, welke censuur vaak nog niet eens con sequent wordt uitgeoefend, zich soms zelfs maar tot enkele films per jaar beperkt. Wat de vermakelijkheidsbelasting betreft, deze bestond vroeger practisch niet in de Verenigde Staten en is eerst tijdens de laatste oorlog als een federale oorlogsbelasting van 20 ingevoerd. Daar deze heffing tijdelijk is, zal zij in de loop van dit jaar hoogstwaarschijnlijk worden opgeheven. Evenals in Europa is deze „admission tax" van consumtieve aard en daardoor buitengewoon im populair. Als oorlogsbelasting werd zij geduld, maar het streven van de Amerikaanse gemeenten om deze federale belasting bij opheffing te ver vangen door een gemeentelijke vermakelijkheids belasting ontmoet allerwegen hardnekkig verzet. Een dezer gemeenten, St. Petersburg in de Staat Florida, heeft einde December een proces verloren voor het Hooggerechtshof van deze staat, dat voor bedoelde actie van de United States Conference of Mayors van principiële betekenis is. Het Hooggerechtshof heeft in zijn vonnis namelijk verklaard, dat de door de ge meente St. Petersburg opgelegde vermakelijk heidsbelasting ongrondwettig is, daarbij een scherpe grens trekkende tussen vergunningsrech ten en verteringsbelastingen. Van veel verder strekkende betekenis is echter dat het Hof de ge meente bovendien een practische les in bestuurs beleid heeft gegeven door er met nadruk op te wijzen, dat de bevoegdheden van de gemeente om belastingen op te leggen moraliter haar beper kingen vinden in haar verplichtingen ten opzichte van de gemeentenaren* Het is vooral om dit principieel aspect van het gemeentelijk belasting beleid, dat bedoeld proces een cause célèbre is geworden, welke ook buiten de grenzen der Ver enigde Staten veel stof tot discussie heeft ge- aeven. Naar de Motion Picture Herald mededeelt, werd ongeveer een jaar geleden aan de gemeenteraad van St. Petersburg een voorstel voorgelegd tot het heffen van een vermakelijkheidsbelasting van 10 De plaatselijke bioscoopondernemingen dienden requesten in, waarin zij er op aandron gen dit voorstel in te trekken. Toen het deson danks werd aangenomen, spanden zij een proce dure aan bij het Circuit Court van Pinellas Coun- ty, dat te hunnen gunste besliste. De gemeente St. Petersburg tekende daarop beroep aan bij het Hooggerechtshof van de staat Florida, met het verzoek om het vonnis van ge noemde rechtbank nietig te verklaren. Op 13 December j.1. bevestigde het Hooggerechtshof evenwel de uitspraak van de lagere rechter. Zeer scherp omlijnde dit Hof het verschil tus sen vergunningsrechten en verteringsbelastingen, alsmede waar de bevoegdheid van de gemeente om belastingen op te leggen begon en eindigde. Op de eerste plaats stipuleerde het, dat de ge- GEMEENTELIJK BELASTIIGBELEID

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1950 | | pagina 23