D D tenzij in de wet of bij K.B. overgangsmaatregelen worden opgenomen. Dit laatste is om rechts onzekerheid te vermijden noodzakelijk. Bovendien zou een plotseling en generaal stellen van nieuwe veiligheidseisen het toch reeds overbelaste bedrijf op zware kosten kunnen jagen. Alleen hierom ware, tenzij van een onhoudbare toestand sprake zou zijn, een overgangstermijn van ten minste vijf jaren ernstig aan te bevelen. Tegen die tijd is er echter geen nitraatfilm meer in gebruik, maar uit sluitend onbrandbaar materiaal, zodat naar het zich laat aanzien er geen reden meer zal zijn bioscopen uit een oogpunt van veiligheid anders te behandelen dan de overige localiteiten voor publiek verkeer. Deze ingewikkelde vergunningsconstructie is noodzakelijk geworden, doordat de wetgever zijn toezicht uitstrekt tot filmvertoningen in besloten gezelschap, voorzover meer dan 25 personen tel lend. Wij voor ons zien deze uitbreiding van de wettelijke bemoeiingssfeer als een onvermijdelijke consequentie. Het gaat immers niet aan, dat de beslotenheid van een filmvertoning de toeschouwers andere rechten zou geven dan de openbaarheid. Zulk een ongelijke rechtsbedeling moest tot frustrering lei den van de wet. Vandaar, dat de Nederlandsche Bioscoop-Bond zijn leden sedert jaren verboden heeft voorstellingen toe te laten voor besloten kring met niet door de keuring toegelaten films. Door het minimum van 25 personen heeft men de huiselijke kring willen vrijwaren, zij het dat ook deze door de nieuwe regeling in het gedrang kan komen. Terecht heeft de wetgever ingezien, ■a i ,,Wij imiteren alleen datgene, wat wij graag willen doen. De film heeft geen invloed op de criminele sta- tistiek. Wij zijn niet in staat geweest ook maar eni£ geval te vinden van rechtstreekse naaping door een kind van het witte doek. Waar een kind zijn plicht- vergeten gedrag toeschreef aan de film, is het enkel een geschikt alibi. Het kind stelde belang in misdrijf en was het verkeerde pad opgegaan voordat het ooit films zag. En in gebieden, die broeinesten zijn van misdaad, zien de kinderen zoveel werkelijk misdrijï om zich heen, dat films zo'n beetje als „niet echt" worden beschouwd." (Dr. Frederick M. Thrasher, socioloog aan de Universiteit van New- York: Childnen and the movies. N.Y., Newsweek Club Bureau, Platform, Febr. 1946, p. 3). 1 dat indien er gevaren zijn, deze niet inhaerent zijn aan het ondernemen van het geven van filmvoor stellingen, maar aan het geven ervan, ongeacht door wie. Vele gebouwtjes bovendien, niet tot bioscoop ingericht, leveren grotere gevaren op dan deze laatste. In de toelichting van het ontwerp wordt echter de mogelijkheid van een ontheffing wenselijk geacht; wellicht zal daardoor aan de bezwaren, welke het overheidstoezicht op de me ningsuiting via de cinematograaf nu eenmaal met zich brengt, in bepaalde gevallen tegemoet kun nen worden gekomen. Blijkens de Memorie van Toelichting kan de gemeenteraad door de voorschriften welke zij ingevolge artikel 15 vermag te geven betreffende het vertonen van films, ook ten aanzien van dit verionen, een vergunningsstelsel in het leven roe pen, indien hieraan mede de behoefte wordt ge voeld. Men zou dus, gesteld dat zulk een ver ordening van kracht wordt, twee soorten vergun ningen krijgen Één voor de plaats en één voor het vertonen, waarbij het denkbaar zou zijn, dat zij voor dezelfde gebouwen verschillende houders hebben. De redactie van de Memorie van Toelichting wordt echter niet volkomen gedekt door de inhoud van artikel 15, waar uitsluitend sprake is van „voorschriften betreffende het vertonen van films", dat wil dus zeggen, voorschriften, waar aan hij, die de vertoningen geeft, moet voldoen. Deze voorschriften hebben de kracht van een gemeentelijke verordening, waaraan in het alge meen vergunninghouders ter plaatse moeten vol doen. Met dit verordeningsrecht wordt de Raad practisch een blanco volmacht gegeven. Immers volgens artikel 4 van de huidige Bioscoopwet mochten de voorschriften bij verordening door de gemeenteraad gegeven, behoudens een keuring van de te vertonen films, niet betreffen voorstel lingen, die uitsluitend voor personen, die de leef tijd van 18 jaren hebben bereikt, toegankelijk zijn. Volgens deze blanco volmacht, krachtens arti kel 15 van het wetsontwerp, kan de gemeenteraad een verordening uitvaardigen, waarbij niet alleen een nakeuring kan worden ingevoerd, doch tevens, zoals de toelichting bij Titel II aangeeft, naast deze nakeuring voorwaarden kunnen worden ge steld, welke omvatten een rookverbod, de moge lijkheid van afgifte van een legitimatiebewijs voor IIIIIIMIIIIIIIIflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIINIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIII!lllllll!illllllllllllllll![lllllll!lllll!IMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII!llllllllllll!linillllllllllllll!!IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHII

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1950 | | pagina 4