8 LJNiiiiiiiflimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinn|~) „Onderzoekingen hebben nooit enige wederzijdse 1 betrekking aan het licht gebracht tussen jeugdmisdrij- ven en bioscoopbezoek." (Magistrates' Association: Memorandum aan de Home Office Committee on Children and the 1 Cinema. London. October 1948 1 punt 7). n1""1"""""IIHiHiiiiHHmiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHi,i,rh artikel 15, tweede lid. Wel waren ook deze leden van oordeel, dat de mogelijkheid van coupures bij de nakeuring tot verschillende versies zal leiden, waarvan zij de bezwaren moesten erkennen. Opmerkelijk is hierbij echter, dat de bioscoop exploitanten er blijkbaar geen groot bezwaar tegen hebben. Ook meenden deze leden, dat het wel doenlijk zou zijn het begrip openbare orde niet plaatselijk maar regionaal te interpreteren. Wellicht is een betere oplossing dan in het wetsontwerp voorgesteld te vinden door het invoeren van een provinciale nakeuring door middel van een com missie, waarin de verschillende stromingen redelijk vertegenwoordigd zijn. Verschillende andere leden gaven als hun mening, dat de nakeuring niet uitsluitend moet wor den gezien als een vraag van gemeentelijke auto nomie. De grote moeilijkheid ten deze is, dat de centrale keuring de ervaring heeft dit geleerd niet alleen in bepaalde kringen, maar ook in ver schillende streken soms geen bevrediging schenkt. Het algemeen normbesef, van ouds gegrond in het Christendom, is verzwakt. Er is een noodlottige differentiatie in de normen aan de dag getreden. Deze leden achtten het volkomen begrijpelijk, dat men zich plaatselijk of regionaal hiertegen te weer wil stellen. Dit maakt de nakeuring noodzakelijk. Bij de bestaande verscheidenheid in normen achtten deze leden dit systeem een aanvaardbaar correctief. Verschillende leden verklaarden tegen de nakeu ring geen bezwaar te hebben. Zij wordt huns in ziens ten onrechte vereenzelvigd met een keuring door Rooms Katholieke lichamen. Op zich zelf be hoeft dat geen bezwaar te zijn, omdat de Katho lieke normen strenger zijn dan de algemene, die de Centrale Keuringscommissie volgt. Het is inder daad juist, dat vele gemeenten, vooral in het zuiden des lands, aangesloten zijn bij de Vereniging van Nederlandse gemeenten voor gemeenschappelijke filmkeuring op Katholieke grondslag. Er zijn echter ook verschillende niet Katholieke „gemengde" ge meenten, die een verordening ex artikel 4 der Bio scoopwet (Ede, Gorinchem, Hoogeveen, Medem- blik, Meppel, Wassenaar, enz.) hebben. Door verschillende leden, die de nakeuring ver dedigden, werd betoogd, dat deze toch niet als een te groot euvel moet worden gezien, omdat niemand gedwongen is om naar de bioscoop te gaan. Daartegenover werd opgemerkt, dat, als men zich op dat standpunt plaatst, de gehele filmkeu ring overbodig genoemd kan worden. Alsdan zou de Overheid zich geredelijk kunnen beperken tot een keuring van het reclamemateriaal, omdat dit ook onder de ogen komt van hen, die het niet wensen. In verband met het laatste werd van verschillen de zijden de aandacht op de reclame voor films gevestigd. Weliswaar staat het reclamemateriaal ook thans reeds onder censuur, maar dit verhindert niet, dat men vaak getroffen wordt door de weer zinwekkende wijze, waarop door titels en platen bepaalde films worden aanbevolen. Op geraffineer de wijze weet men door reclamemateriaal suggesties te wekken, die in de film zelf vaak in het geheel niet zijn te vinden. Aangedrongen moet ook wor den op meer aandacht voor de vertaling van tekst en titels. Bijprogramma's Van verschillende zijden werd de vraag gesteld of men ook niet moet komen tot nadere voorschrif ten met betrekking tot de z.g. bijprogramma's. In dien het bijprogramma bestaat uit films, rijst er natuurlijk geen bezwaar, omdat ook deze aan de keuring onderworpen zijn. Doch dikwijls bestaat het geheel of ten dele uit variéténummers van een voor de moraliteit zeer bedenkelijk karakter. Deze leden achtten het weinig praktisch, in zulke geval len wèl de film(s), doch niet het (overig) bijpro gramma aan de keuring te onderwerpen. Wat is het oordeel der Regering hieromtrent? Zij zal toch open oog moeten hebben voor de zedelijke gevaren, die hier dikwijls met name voor de jeugd kunnen liggen. De Commissie-Sassen heeft (in artikel 17) voorgesteld de bijprogramma's te verbieden. Waar om heeft de Regering dit voorstel niet overgeno men? Vele andere leden hadden overwegende bezwa ren om ter wille van enkele variéténummers, die niet voor kinderen geschikt zijn, aan de artisten een belangrijke bestaansmogelijkheid te ontnemen. Aan gezien voorts variété-uitvoeringen niet aan keuring zijn onderworpen en voor een ieder toegankelijk zijn, is er geen reden om deze als bijprogramma te verbieden. De gevaren van de film zijn overigens, naar hun mening, van andere aard dan die van variéténummers. Positie Bioscoop-Bond Verschillende leden zouden gaarne uitvoerig worden ingelicht over de rechten en bevoegdheden van de Nederlandse Bioscoop-Bond. Deze bond schijnt vrijwel oppermachtig te zijn door zijn mono- polipositie, hetgeen bedenkelijk is als het gaat over geestelijke goederen. Zijn de Regering gegevens bekend over de macht van de bond en de wijze, waarop hij die macht uitoefent? Indien dit het geval

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1950 | | pagina 10