vergaderingen Ledenraad H In de op 25 April j.1, gehouden vergadering van de Ledenraad zijn uitvoerige discussies gevoerd over het voorstel van het Hoofdbestuur tot het uit vaardigen van een Overgangsbesluit in zake het tijdelijk staken van de inschrijving in en bijschrij ving van het Bedrijfsregister, welk voorstel met circulaire no. 76 d.d. 28 Maart 1950 ter kennis van alle leden is gebracht. Daarbij heeft de Voorzitter het voorstel toege licht en er op gewezen, dat er zich thans in het bedrijf een ontwikkeling voordoet, die vrees, al thans onrust, bij vele kringen verwekt. Van ver schillende zijden is op het Hoofdbestuur aandrang uitgeoefend om voorzieningen te treffen ten einde voortschrijding tegen te gaan van concentraties, welke naar veler mening het normale zakendoen ten zeerste bemoeilijken. Na rijp beraad heeft het Hoofdbestuur deze materie aangesneden, maar er zijn zovele aspecten aan verbonden, dat het niet met één slag gedetailleerde voorstellen kan doen, die met alle wensen en verlangens rekening houden. De Voorzitter zette voorts uiteen, dat het Over gangsbesluit de bedoeling heeft te voorkomen, dat zich, hangende het ontwerpen der nieuwe bepalin gen, nieuwe ontwikkelingen en concentraties vol trekken, die door de nieuwe maatregelen niet meer achterhaald kunnen worden. Handhaving van de status quo is daarom het oogmerk van het voorstel. De Voorzitter deelde nog mede, dat het Hoofd bestuur voornemens is ter zake van het nieuwe reglement, dat ontworpen wordt, vooraf overleg met alle afdelingen te plegen en tevens contact op te nemen met de commerciële groeperingen en con centraties, zoals die thans in ons bedrijf opereren. Vele leden van de Ledenraad verklaarden zich met het voorstel van het Hoofdbestuur te kunnen verenigen; enkele andere leden hadden grote be zwaren. Deze bezwaren kwamen hierop neer, dat het Overgangsbesluit een te grote macht in handen van het Hoofdbestuur legt; dat het Overgangsbe sluit, zoals wel eens eerder met een dergelijk be sluit is geschied, jarenlang van kracht zal blijven zonder dat er nieuwe reglementen komen; dat de bestrijding van ongezonde vorming van trusts en concentraties weliswaar nodig is, maar dat het geenszins in het algemeen belang is, dat het gehele bedrijf verkaveld wordt in een groot aantal kleine ondernemingen en dat men krachtige ondernemin gen doet verdwijnen; en ten slotte dat het Hoofd bestuur ook zonder een tijdelijke bevriezing van het gehele bedrijf met een voorstel tot een reglemen tering in zake het concernwezen kan komen. Deze bezwaren achtten vele leden ongegrond. Zij hebben er op gewezen, dat het Hoofdbestuur op grond van het Overgangsbesluit geen grotere bevoegdheden krijgt dan krachtens het Algemeen Bedrijfsreglement reeds aan het Hoofdbestuur zijn verleend en dat ingevolge dit Reglement van alle beslissingen van het Hoofdbestuur betreffende in schrijvingen en wijzigingen van het Bedrijfsregister en dus ook van afwijzende beslissingen beroep op de Ledenraad openstaat. Een verlenging van het Overgangsbesluit na de einddatum achtten zij onmogelijk en in ieder geval zal dat niet zonder een besluit van de Ledenraad mogelijk zijn. Door de Voorzitter is nadrukkelijk de verzekering gegeven, dat het Hoofdbestuur tijdig met een voorstel voor een nieuwe reglementering zal komen en dat, indien het ontwerpen van zulk een reglementering achteraf niet mogelijk blijkt of het voorstel daartoe niet voldoende steun zal krij gen, het Overgangsbesluit onherroepelijk op de einddatum zal expireren. Voorts heeft de Voorzit ter verklaard, dat het Hoofdbestuur ten volle de waarde van grote en krachtige ondernemingen voor het gehele bedrijf erkent en dat het slechts naar reglementering van het concernwezen streeft. Het Overgangsbesluit heeft hij gekenschetst als een be stand van korte duur, vereist voor het voeren van besprekingen en onderhandelingen met alle groe peringen in ons bedrijf om tot een nieuwe opzet te komen. Alle leden van de Ledenraad gaven hierna in beginsel als hun mening te kennen, dat er voorstel len dienen te worden ontworpen tot het stellen van regelen met betrekking tot de vorming van concerns en trusts. Bij de artikelsgewijze behandeling kwam in be handeling een door enige Afdelingen- ingediend amendement om de looptijd van het Overgangs besluit te bekorten. Nadat de Voorzitter had uit eengezet, dat de termijn van 1 September alleen reeds wegens de vacantie-periode te kort was en de verzekering had gegeven, dat het Hoofdbestuur in ieder geval voor 1 November 1950 het voorstel voor de nieuwe reglementering zal indienen en dat het slecht bij uiterste noodzaak en niet dan met instemming van de Ledenraad gebruik zal maken van de dan nog tot eind December resterende twee maanden, werd besloten artikel 1 van het concept in ongewijzigde vorm te handhaven. Voorts werd in de artikelen 2A, 2B en 4 de datum van 27 Maart 1950 gewijzigd in 29 Maart, zulks met het oog op het feit, dat het voorstel op 28 Maart aan de leden is verzonden, zodat zij eerst op 29 Maart er kennis van hebben kunnen nemen. Artikel 4 bleek een verduidelijking nodig te heb-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1950 | | pagina 16