17 konden doen hebben wij in negatieve zin voor bereidingen getroffen, door voorzover ons dat binnen 's-lands grenzen mogelijk was, onze rech ten te beschermen. Het vraagstuk is echter van dien aard, dat internationaal! contact en overleg geboden is. Ik kan U mededelen, dat wat ons bedrijf betreft, binnenkort de eerste stappen zul len worden ondernomen om tot dit internationale overleg te geraken. Wanneer ik de resultaten van 1949 overzie, kan ik tot geen andere conclusie komen, dan dat het afgelopen jaar voor ons niet gunstig was. De kentering die het bedrijfsleven in het algemeen* momenteel ondergaat, heeft zich voor ons bedrijf als een der gevoeligste barometers van de pu blieke welvaart reeds in 1948 en 1949 voorge daan. De cijfers van de eerste maanden van dit jaar wijzen niet op een herstel maar geven ons wel reden voor de verwachting, dat wat onze ontvangsten aangaat dit jaar het dieptepunt zal zijn bereikt. Ik hoop niet, dat de vergadering hieruit meent te kunnen beluisteren, dat ik van mening zou zijn, dat het in de naaste toekomst voor ons zo veel beter zal gaan. Integendeel, een gering her stel van ontvangsten weegt bij lange na niet op tegen het zeer verhoogde kostenpeil en het zal bij benadering niet kunnen compenseren wat ons door een teveel aan lasten werd ontnomen. Het getuigt van ondernemerszin, dat het bedrijf ondanks de vele moeilijkheden waarmede wij te kampen hebben, ook in het afgelopen jaar zich op tal van plaatsen als het ware heeft vernieuwd en verfraaid. Het getuigt voorts van onze levens kracht en van ons juist besef voor de taak die wij als ondernemers hebben, dat onze verhuurders er wederom in zijn geslaagd het beste van de- wereldmarkt naar ons land te brengen en dat dit beste ook volledig in ons theaterpark zijn kansen heeft gekregen. Dit neemt niet weg, dat hoezeer wij ook op filmgebied de spiegel zijn waarin het gehele wereldbeeld te zien is, onze verhuurders nochtans, indien zij hun import in het kader van een gezamenlijke planning zouden willen bezien, tot de overtuiging zullen moeten komen, dat het afzetgebied hier te lande nu eenmaal gebonden is aan de grenzen en de mogelijkheden van een klein land. Wij zullen er rekening mee hebben te houden, èn uit een oogpunt van besteding van de zo kost bare deviezen, welke ons ter beschikking zijn gesteld, èn met het oog op het feit, dat het pu bliek steeds critisclher films gaat zien, dat, zowel bij de aankoop in 'het buitenland, als voor de exploitanten een scherper selectie noodzakelijk is; het ware te wensen dat het bedrijf beter dan dit tot nu toe het geval is geweest, in acht wilde nemen het feit, dat met het oog hierop organisa torische regelingen zijn getroffen, die in het be lang zijn van bet filmwezen als geheel en in het belang van ons allen in het bijzonder. Ook wat de reclamemethoden aangaat geloof ik, dat het goed zou zijn indien alle bedrijfsge- noten het goede voorbeeld zouden volgen, dat reeds gegeven wordt en de oude platgetreden paden zouden willen verlaten. Het is mijn vaste overtuiging, dat wat de reclame en de exploita tiemethoden aangaat, een aantal van onze be drij f sgenoten zowel in de verhuur als in de bio scoopexploitatie achterstaat bij het peil, dat de film en het bioscoopwezen hebben bereikt. Het Hoofdbestuur kan uiteraard niet op elk terrein van het zakelijk initiatief treden, zijn taak zou daardoor welhaast onmogelijk worden. Niet temin zal het er zich ernstig over hebben te be raden of èn voor de stimulering van de filmbe- lang stelling èn voor een betere waardering van het filmbedrijf in de pers, nog nieuwe stimulansen nodig zijn. Vóór alles zullen wij echter, willen wij ons bedrijf gezond houden, hebben te beseffen, dat de allerhoogste eisen aan ons worden gesteld niet alleen van zakelijk inzicht en koopmanschap, maar ook van kennis van de film en van het film bedrijf, en van oriëntering omtrent de culturele en maatschappelijke verhoudingen, waarmede wij bij het exploiteren van onze zaken voortdurend te maken hebben. Wij zullen ons eveneens in de komende jaren meer dan voorheen hebben te bezinnen op onze onderlinge verhoudingen, zowel wat de bezits- verhoudingen als de concurrentieverhoudingen aangaat. Wij allen en ook het publiek hébben er belang bij, dat er een behoorlijke spreiding van belangen bestaat bij de import, verhuur en exploitatie van films. De film is nu eenmaal geen materieel arti kel; de publieke belangen zijn er ten nauwste mee gemoeid. Vanaf het ogenblik, dat in de belangenverhoudingen een te groot eenzijdig overwicht zou gaan ontstaan, kan men tot geen andere conclusie komen, dan dat zowel het pu blieke belang als het algemeen bedrijfsbelang gevaar dreigt te lopen. „Ik persoonlijk geloof niet, dat men heden ten dage op enkelen na, die een uiterst kleine minderheid vor- men, een filmvoorstelling zou karakteriseren ais een 1 prikkel tot misdaad en ik geloof werkelijk, dat de alge- mene strekking in de films is de uitwerking te hebben de mensen van het begaan van misdaden af te brengen". (Tom C. Clark, procureur-generaal, thans lid van het Hooggerechtshof der Verenigde Staten te Washington: Film Daily, Nov. 22, 1946). niiHiHiiHiiiiHiiiiiiiiiiiimiiitiiiiHiiiBuiuuiiuitimiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiimiiiiimiiiinmuiiitmmitnntmmtiiiiiimiiumiiiiiiiiim| j ^imwiiuiiiiHiiiuiiMuiiiuuiiiiiuimiuiMiiiiiiiimuimmiuimmmiiiiiiiiiiiimiiuiiinimnmHminiumiiiimwiim|"~l

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1950 | | pagina 19