36 INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER heeft, althans dat deze schade niet aan gedaagde is te wij ten; OVERWEGENDE: dat eiser zowel als gedaagde lid is van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is ge regeld in dat Arbitrage-Reglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscoop-Bond; dat tussen partijen vaststaat, dat gedaagde op zich had genomen aan eiser twee copieën van de film „Dr. Elisabeth" te leveren, die laatstgenoemde in de week aanvangende 10 Februari 1950 zou vertonen in zijn Scala Theater te Venlo en zijn Scala Theater te Tegelen; dat verder tussen partijen vaststaat, dat een prolongatie der vertoningen van beide voormelde copieën respectieve lijk in het City Theater en het Capitol Theater te 's-Gra- venhage voldoende- grond zou opleveren om de tussen par tijen overeengekomen inzetdatum te doen vervallen, zoals te doen gebruikelijk is (indien althans geen daarvan afwij kende overeenkomst tussen verhuurder en huurder is ge troffen en zich geen bijzondere omstandigheden voordoen); dat het City Theater te 's-Gravenhage de film „Dr. Eli sabeth" na 9 Februari 1950 niet verder heeft vertoond en dat in plaats daarvan het Odeon Theater aldaar de film is gaan vertonen, maar dat zulks niet kan worden beschouwd als een prolongatie in de gebruikelijke zin, aangezien daar onder alleen verstaan kan worden het voortzetten van dé vertoning ener film in één en dezelfde bioscoop; dat het feit, dat het City Theater en het Odeon Theater te 's-Gravenhage door hetzelfde lid worden geëxploiteerd geen wijziging kan brengen in het begrip prolongatie en dat gedaagde derhalve zich voor wat betreft haar weigering om de in het City Theater vertoonde copie op 10 Februari aan eiser te leveren ten onrechte op prolongatie heeft be roepen; dat gedaagde zich voor wat de levering van de tweede copie betreft ook op de usance, dat prolongatie voorrang heeft, beroept, omdat het Capitol Theater te 's-Gravenhage de vertoning van de film „Dr. Elisabeth" heeft voortgezet, maar dat zij daarbij niet in acht heeft genomen de usance, die aan de eerder genoemde onverbrekelijk verbonden is, namelijk, dat zij des morgens voor 12 uur van de Dinsdag voorafgaande aan de Vrijdag, waarop de levering moet zijn verricht, van het prolongeren kennis behoort te geven; dat gedaagde op Dinsdag, 7 Februari 1950, omstreeeks 11 uur 's morgens telefonisch aan eiser heeft medegedeeld, dat de vertoningen van de film in kwestie door het Capitol Theater na 9 Februari niet zouden worden voortgezet, en dat zij eerst Dinsdagmiddag na 12 uur ervan kennis heeft gegeven, dat hierin verandering was gekomen; dat deze kennisgeving te laat door gedaagde is gedaan en dat zij daarmede haar recht om zich op prolongatie te be roepen heeft verloren; dat eisers vordering om uit te spreken, dat gedaagde verplicht is de film „Dr. Elisabeth" met twee copieën voor vertoning van 17 Maart 1950 af, aan eiser te leveren, niet voor toewijzing vatbaar is, aangezien inzetdata alleen door partijen in onderling overleg, uiteraard binnen de looptijd van het contract, kunnen worden vastgesteld en dat deze vordering derhalve aan eiser moet worden ontzegd; dat in aanmerking nemende, dat het niet op 10 Februari 1950 leveren der film „Dr. Elisabeth" gelijkstaat met vpr- schuiving van de vertoning naar de voor de opbrengst on gunstiger zomermaanden, eiser recht heeft op een schade vergoeding; dat de door eiser verlangde schadevergoeding overeen komende met 5% der recette aan de Commissie onover zichtelijk voorkomt en dat de schade moet worden geraamd op waarbij in aanmerking is genomen eisers verkla ring, dat de door hem reeds onmiddellijk verlangde schade vergoeding neerkwam op a (na aftrek van pen- delkosten); dat gedaagde derhalve moet worden veroordeeld om bij wijze van schadevergoeding aan eiser te betalen, als mede in de geschilkosten, bedragende 50. RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN ;NAAR BILLIJKHEID: ONTZEGT aan eiser zijn vordering betreffende de le vering der film op 17 Maart 1950; VEROORDEELT gedaagde om aan eiser bij wijze van schadevergoeding te betalen Aldus gewezen te Amsterdam op 8 Maart 1950. Ingevolge artikel 4 van het Reglement op het Naamregister zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrijving, hetgeen binnen acht dagen na deze publicatie schriftelijk bij het Hoofdbestuur moet ge schieden, raadplege men artikel 6 van het desbetreffend Reglement. Datum Titels waaronder de film naam van den waarop inschrijving verzocht is in Nederland worden uit houder der ex gebracht ploitatie-rechten 22 Mrt. 1950 De man die zichzelf ver loor1) Columbia F.B.O. 22 My dream is yours Warner 23 Moord onder vier ogen R.K.O. 23 Menselijk wrakhout 28 Assepoester (Asschen- krödel) Centra 29 De twee wezen Splendal 30 Apache Rosé Centra 30 De bankrover 30 De betoverde prinses 30 Domme Liesje 30 Doornroosje 30 De geheimzinnige Dr. Satan I: Het graf in de golven-) 30 De geschiedenis van een ring 30 De haas en de egel 30 De kikvorsenkoning 30 De man, die zijn moorde naar zocht3) 30 Repelsteeltje 30 Sneeuwwitje en Rozenrood 30 Tafeltje dek je 31 Juwelen Lilly Lumina 31 Mijnheer zoekt een woning 31 Watt en Y2 Watt als circusgasten 31 Wie het laatst kust 31 De erfgename Paramount 31 Voor wien de klok luidt 31 De vrouw die zichzelf werd 5 April Het jungle regiment4) Nova 7 The big clock Filmtrust 7 The jungle prinses tt 11 tl ti tt tl lf II tt tl tt tt tt tt tt tt tt tl it tl tt tl tt tl tt tt tt tt tt tt n tl tt tt tt ii 11 i» tt tt tt ti

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1950 | | pagina 38