„Afwachtend"
De Nozema, die zich geregeld met het vraag
stuk bezighoudt, staat tegenover het besluit van
de Bioscoop-Bond, hoewel dit finantiëel zeer
aantrekkelijke kanten heeft, vooralsnog afwach
tend.
Na zo'n verklaring moet men zich er slechts
over verbazen, dat de televisie-commissie de re
cente ontwikkeling blijkbaar aan haar aandacht
laat ontsnappen. Maar men mag daaraan dan
wel onmiddellijk de vraag verbinden* of die com
missie wel een redelijke kans krijgt zich met deze
millioenen-verslindende materie bezig te houden.
Wij hebben enige reden, om aan dit laatste in
derdaad te twijfelen, al onthoudt iedereen zich
angstvallig van commentaar, wanneer men deze
vraag concreet op tafel legt.
Zou dit echter inderdaad zo liggen, dan is er
blijkbaar wel degelijk een conflict bezig zich te
ontwikkelen, waarop ook het besluit van de
Bioscoop-Bond wijst. Er zou immers geen aan
leiding zijn, besluiten te nemen, die er op gericht
zijn conflicten uit de weg te ruimen, wanneer er
geen conflicten zijn. Dit conflict ligt in eerste
instantie tussen de omroepmaatschappijen (ver
enigingen, zo men wil) en de bioscooponderne
mers, die wel in de televisie-commissie, maar
niet in de Nozema zijn vertegenwoordigd. Dit
conflict moet als een machtsstrijd te beschouwen
zijn tussen deze twee belanghebbenden. Deze
machtsstrijd zou met handenvol belastinggeld
worden uitgestreden, wanneer zij tot het bittere
einde zou worden doorgezet.
Wat echter reeds thans duidelijk naar voren
springt is, dat de Overheid in deze periode van
voorbereidingen zich aan bemoeienis niet de
organisatorische, culturele en maatschappelijke
problemen van de televisie sterk heeft onttrokken.
Daardoor dreigt televisie reeds van de aanvang
een zaak te worden van louter en alleen com
mercieel betrokkenen, op wier organisatorische
faits et gestes de technische P.T.T.-mensen in de
Nozema niet de minste invloed kunnen uitoefenen.
Velen beginnen zich thans over deze ongeïnte
resseerdheid ongerust te maken."
Hei föütnetiho-ft
„Rivalen van de naaste toekomst?"
Het Haagse dagblad vraagt zich af welke in
vloed de televisie zal hebben op andere media,
zoals film en toneel, en komt daarbij tot de con
clusie, dat men daarover weinig of niets met
zekerheid kan zeggen. Wat de verwantschap
tussen film en televisie betreft wordt onder meer
het volgende opgemerkt:
„Het is niet ongerijmd om de televisie te trek
ken binnen de gezichtskring van de film. In de
eerste plaats hebben we te doen met het projec
teren van levende beelden op een scherm, het
geen uiterlijk wijst op een verwantschap. In de
tweede plaats heeft de nationale en internationale
bioscoopwereld zich reeds jarenlang met het
probleem televisie bezig gehouden, omdat de
practijk bewijst, dat films een zeer geliefd en
voornaam onderdeel vormen van een televisie
programma. Dit schept commerciële problemen,
want de bioscoopwereld omvattende producen
ten, importeurs en theater-exploitanten stelt
zich de vraag of hier geen sprake is van ontoe
laatbare concurrentie, immers, indien op een
wijdvertakt televisie-net een film wordt vertoond
zal het publiek geen behoefte meer gevoelen om
deze zelfde film in een theater te gaan zien.
Bij dit vraagstuk laten wij buiten beschouwing,
of het zien van rolprenten op een televisie-scherm
het publiek op de duur zal voldoen. Het is niet
uitgesloten, dat de televisie, zodra men door er
varing op de hoogte is gekomen van de wezen
lijke mogelijkheden, naar vorm en inhoud eisen
stelt, die aanzienlijk afwijken van die, welke men
na jaren artistiek en technisch experimenteren
heeft gevonden voor de film. In landen met tele
visie-ervaring, zoals de Verenigde Staten, En
geland en Frankrijk zijn door ernstige televisie
werkers reeds rapporten in deze geest gepubli
ceerd en zelfs practische pogingen ondernomen
om het medium televisie „een eigen geluid" te
laten verkondigen.
Iedere vergelijking gaat mank en de volgende
zeker; zij kan echter een aanwijzing zijn voor de
nog onverkende mogelijkheden, die de televisie
verborgen houdt; het toneelstuk voor de radio
steunt op geheel andere normen dan het toneel
stuk in een schouwburg. Dit is een kwestie ge
weest van evolutie: het zonder meer voor de mi
crofoon opgevoerde toneelwerk ontwikkelde zich
tot het luisterspel. Zo moet men ook het „gevaar"
zien van de televisie voor de film. Het is echter
verklaarbaar, dat de filmwereld haar standpunt
heeft bepaald wat betreft het gebruik van films
voor televisiedoeleinden. Ook de Nederlandsche
Bioscoop-Bond heeft zich reeds jaren geleden
een tegenstander verklaard."
8
niiiiiniiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiitiiiihiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiminniiiiitiininitiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiimttiiiiiii»iiiiitiiiiiiiiiiiiiii)iiifi»iiir"l
1 „Veroorzaakt de invloed van gangsterfilms, detective-
1 verhalen en radiothrillers jeugdmisdadigheid een j
vraag die vele ouders kwelt. Waarschijnlijk niet, want j
vele kinderen zien dergelijke films regelmatig en luiste-
ren nagenoeg iedere avond naar dergelijke radiopro-
gramma's voordat zij naar bed gaan en worden toch j
nooit misdadig."
(Ministerie van Arbeid der
Verenigde Staten van Am e- j
r i k a: Understanding juvenile delinquen- j
cy. Washington, Children's Bureau Pu-
blication 300, 1943, p. 7).
ri""iii]iiiii'niiii(i»inm«miiiiiiiiiimmiiiiiiiiBiiiimiiiimimuiii»iiimi[iiiiiiiiiiiiiimiiiiiiwttM»Bmiiiiimniimiiiiin[~|