Thans toegelaten films, die de verschrikkingen
van concentratiekampen en het lijden van de bur
gerbevolking of de ellende der oorlogsgebeurte
nissen laten zien, zouden, naar de maatstaven die
wij vóór 1940 aanlegden, nooit door ons zijn toe
gelaten.
Een andere zaak is dat het een triest beeld geeft
van de tijd waarin wij leven dat dergelijke ver
toningen mogelijk zijn en als een min of meer ge
trouwe weergave van episoden der huidige samen-
levig moeten worden beschouwd. Uit de journaals
die in de bioscopen voor alle leeftijden worden ver
toond, zijn als regel tevoren door de goede zorgen
van het bioscoopbedrijf reeds bijna zonder uitzon
dering die beelden geweerd die voor jeugdige per
sonen al te realistisch zouden zijn, maar dat neemt
niet weg dat week in week uit, sedert geruime tijd
het vertonen van krijgsgebeurtenissen plaats heeft,
als ware een gruwelijk oorlog, zoals zelfs de
legioenen van Caesar nooit hebben g;voerd. de
meest normale zaak van de wereld.
Dat de begrippen openbare orde en goede zeden
na 1945 verschilden van wat zij waren omstreeks
1937 wordt ook duidelijk geïllustreerd doordat na
de bevrijding alle films vóór 1940 toegelaten, op
nieuw ter keuring moesten worden aangeboden.
De taak van de Centrale Commissie voor de
Filmkeuring ligt vanzelfsprekend geheel buiten het
gebied van iedere politiek, maar dat neemt niet weg
dat de begrippen omtrent hetgeen al dan niet in
strijd is te achten met de openbare orde verband
houden met politieke opvattingen en met de inter
nationale politiek die ons land voert.
De vertoning van de Miss Cavell film en de
„Confessions of a Nazi spy" werden na de eerste
wereldoorlog in ons land verboden, wij voerden
toen een politiek van absolute neutraliteit en moes
ten ook bij het al of niet toelaten van bepaalde
films daarmede rekening houden. Het behoeft geen
betoog dat een dergelijke film thans wel zou wor
den toegelaten. Het deelnemen van ons land aan
de strijd in Korea, het toetreden tot het Atlantisch
Pact, zijn o.a. factoren waardoor ons land in een
gans andere situatie verkeert, ten aanzien van het
wereldgebeuren, dan het geval was vóór 1940, toen
wij nog de illusie koesterden door het enkele feit
van onze vredelievendheid en onze neutraliteit onze
onafhankelijkheid te zien geëerbiedigd. Door dit
alles is de taak van de Filmkeuring er niet een
voudiger op geworden, het hanteren van de normen
openbare orde en goede zeden, vereist alleen al
uit dien hoofde meer tact en subtiel inzicht dan
vroeger.
Juist omdat de Centrale Commissie in haar be
slissingen autonoom is, en zonder die autonomie
zou het gehele beginsel waarop onze Fimkeuring is
gebouwd worden prijsgegeven, is de verant
woordelijkheid die zij jegens het Nederlandse volk
draagt zo groot en is het besef dat de taak in han
den der Commissie gelegd met alle nauwgezetheid
dient te worden vervuld, zonder begeerte iemand te
behagen of zonder vrees iemand te mishagen, zo
diep verankerd.
Ik geloof niet te veel te zeggen wanneer ik hier
verklaar dat het woord van onze grote landgenoot
Hugo de Groot ons bij de keuring tot richtsnoer
dient: „Het op de bres staan voor de vrijheid en
het op de bres staan voor de goede trouw vloeien
voort uit dezelfde gezindheid".
Wanneer de films door de Centrale Commissie
voor de Filmkeuring voor openbare vertoning zijn
toegelaten, betekent dit allereerst dat deze films,
voorzover wij dit op grond van een 25-jarige er
varing kunnen aannemen, geen direct nadeel kun
nen toebrengen aan hetzij jeugdige, hetzij volwassen
personen. Dat wij voor de films die in de bioscopen
vertoond mogen worden geen brevet van geschikt
heid verlenen, schijnt helaas nog steeds niet tot
vele mensen te zijn doorgedrongen.
Het negatieve karakter waardoor de keuring der
Centrale Commissie voor de Filmkeuring zich ken
merkt heeft inderdaad een schaduwzijde.
Er zijn vooral na de bevrijding diverse stemmen
opgegaan voor een keuring naar geschiktheid.
Het is, theoretisch gesproken, een criterium dat
diverse aantrekkelijke zijden heeft, doch er zijn in
de praktijk zoveel nadelen en bezwaren tegen aan
te voeren dat de Commissie Sassen tot de conclusie
is gekomen dat een geschiktheidskeuring een mid
del zou zijn erger dan de kwaal die men wil be
strijden.
Ik zou van zulk een geschiktheidskeuring niet
slechts willen zeggen dat het doel de middelen niet
heiligt, maar veeleer dat de middelen het doel ver
oordelen.
Er zijn lieden die hebben gemeend of nog menen,
dat de gevangenis of het concentratiekamp en zelfs
de dood noodzakelijke middelen waren om de vrij
heid te verdedigen en dat de verdrukking de
moeder is der maatschappelijke gerechtigheid. Aan
hen zou men kunnen tegenwerpen, dat men aan
de vruchten de boom kent, en niet aan de zoge
naamde bedoelingen van de vruchtenkweker.
Zo is het ook met de geschiktheidskeuring; haar
bedoeling moge lofwaardig zijn, het gevaar voor
het steeds verder afglijden naar geestelijke dwang
is groot en het beginsel zweemt naar willekeur en
is niet in overeenstemming met onze volksaard. De
keuring zou m.i. ontaarden in een distributieappa
raat van geschiktheid!
Wij hebben steeds bij alle beslissingen ten aan
zien van het toelaten of verbieden van films er naar
gestreefd niet in de richting van de censuur te
gaan.
Zodra men positief gaat keuren, zullen het hart,
de smaak of de persoonlijke aanleg van de keurder
een beslissende rol gaan spelen. ,,Des raisons incon-
nues de la raison", om het woord van Pascal te ge
il