bruiken, zullen heel vaak een film redden of doen verbieden. „Ik houd van deze film, of ik houd er niet van", tot deze analyse zullen de redenen voor toelating of verbod feitelijk terug zijn te brengen. Hetgeen schoon of waardevol is, is nu eenmaal niet een begrip dat men kan uitdrukken in maten of gewichten. De redenen op grond waarvan iemand uit aesthetisch of ander oogpunt iets waar deert, zijn in zijn ogen even rechtmatig, als de redenen die een ander, die van een tegengestelde appreciatie blijk geeft, naar voren brengt. Op de film zoals men die thans krijgt te zien, zijn overigens in het algemeen zeer zeker veel aanmer kingen te maken. Men kan zich naar keuze en aan leg ergeren of verbazen en soms ook genieten en zich ook wel amuseren, maar men ergert zich soms meer dan dat men bewonderen kan. In zoverre is de film ook weer een beeld van de wisselende aspecten des levens. Zouteloze en volkomen ledige vertoningen waar mede een film tracht de bioscoopbezoeker ontspan ning en zogenaamd cultureel voedsel te brengen, zijn helaas maar te talrijk, en de smaakbedervende invloed die van vele films uitgaat, moet een ieder die het goed meent met hen die leiding en voor lichting behoeven om iets van de hoogste waarden van het leven te begrijpen, wel vaak met zorg en deernis vervullen. Toch moet men niet uit het oog verliezen dat men niet van goede en waardevolle films zou kun nen spreken, indien er geen nulliteiten zouden be staan. De kitsch film heeft daarom alleen reeds een bepaalde waarde. Maar zij wordt door velen gretig aanvaard en verslonden en met dit feit moet men tot op zekere hoogte rekening houden. ,.Notre ba- timent et public et privé est plein d'imperfection: mais il n'y a rien d'inutile en nature, non pas 1'inuti- lité même; rien ne s'est ingéré en eet univers qui n'y tienne place opportune", zelde de Franse wijsgeer Montaigne. Dat is de symbolische een heid van deze wereld, gelijk Balzac ze ook heeft gezien en in zijn Comédie Humaine getekend. Het is anderzijds een werkelijk onbegrijpelijk en teleurstellend feit dat bepaalde films die door men sen van ervaring, smaak en cultuur unaniem om haar qualiteiten zijn aangeprezen, zo weinig be langstelling trekken van een publiek waarvan men bepaalde verwachtingen mag hebben. Als er ooit een film is gemaakt die alle Katho lieken naar de Bioscoop had moeten trekken, zou het wel de film „Monsieur Vincent" moeten zijn geweest, wier waarden evenzeer door andersden kenden hogelijk zijn geprezen. Deze film heeft in ons land niet eens de kosten die de filmexploitanten er aan besteedden goed kunnen maken en zelfs in het Zuiden des lands was de belangstelling bedroevend. „Justice est faite", waarover in de pers met zo veel geestdrift is geschreven, een film die pas goed begint te werken nadat men haar gezien heeft, zoals een filmcriticus het uitdrukte is zelfs in onze grote steden na één week uitgedraaid. Het Nederlandse bioscoopbedrijf dat jaarlijks ongeveer 15.000.000 aan vermakelijkheidsbelas- ting van zijn recettes afstaat komt zeker ook de lof toe dat het zich beijvert zoveel mogelijk de goede film te brengen. Diverse filmverhuurders en bioscoopexploitanten hebben hun pogingen daar toe niet zelden slecht beloond gezien doordat de belangstelling van het publiek uiterst gering was. Dat overigens door juiste voorlichting reeds veel ten goede op filmgebied is bereikt, en dat het mo gelijk zal zijn in deze richting, speciaal wat de jeugd betreft, nog veel meer tot stand te brengen, is nauwelijks aan twijfel onderhevig. Het geven van deze voorlichting, het aankweken van de belangstelling voor waarlijk goede films zal vooral moeten geschieden ten behoeve van de jeugd. Inderdaad, zoals Professor Polak zeide, zal een meer actieve cultuurpolitiek in een of andere vorm, zeer wenselijk zijn in de naaste toekomst. Hoe die vorm zal zijn moet ik hier geheel in het midden laten. Een netelige zijde, die zich ook doet gevoelen bij het keuren voor jeugdige personen is dat het voor de ouderen vaak zo moeilijk is om te weten wat er precies in de ziel van de jeugd omgaat. Het vraagstuk is te meer beangstigend daar de jeugd op geen enkel gebied gemakkelijk is te doorgron den. Zelfs niet door de ouders. Verschillende generaties kunnen elkander hoog achten, maar zij begrijpen elkander maar al te dik wijls niet. 12 |~1iiiinnImmraiiiiiiiiraiiiiliiliiiiiiiiiiiiiiihiiiiiiiimiiiihuiilmtiiuliuniiliiiiuiniuiiuiliiinnii 1 „De film is heel eenvoudig het mid-j I del tot zelfbehoud van een vertechni- seerde maatschappij. Haar uitvinding was j even noodzakelijk als die van de smeermiddelen voor j de motor, die anders warm- en vastloopt. Bevolkings- toename leidt tot serieproductie, deze tot specialisatie j 1 en deze tot inperking van de ruimte voor de fantasie, j 1 Door het zijn binnen éénzelfde werkruimte wordt de j 1 lichaamsbeweging afgeremd. De verveling dreigt. Het j 1 is de bioscoop, die verlost van de overtollige energie, j de eenzijdige ontwikkeling, de locale binding, de j povere middelmaat en vooral ook van het nauwelijks j 1 besefte gebrek aan menselijke verantwoordelijkheid, j 1 Bioscoopbezoek is een schijnibaar vrij- 1 willige, maar op een gegeven ogenjblik j gans noodzakelijke vlucht uit het niet j permanent te verdragen leven van alle j I da g". (D s. W. G. O v e r b o s c h, predikant j te Amsterdam: De plaats van de film in j het leven der hedendaagse jeugd; j Tweede Nationale Congres van het Insti- 1 tuut „Film en Jeugd", p. 7). j PliuiiiiiiuuiiuiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiniHHiiiiiuiiiuiiiiiiiiiniiiiiiiiiBmiiiiiiiniiiiiHiiiniimKiiBiiiiiiiuii«ii[j

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1951 | | pagina 13