38 ontsnappen, aangezien uiteraard het een als conditie aan het andere zou zijn verbonden; dat er sinds 24 Februari een geheel nieuwe verhouding tussen gedaagde en Eagle Lion is ontstaan; dat de door eiseressen opgeworpen nietigheid van het oude contract tussen gedaagde en Eagle Lion af zonderlijk zal moeten worden uitgevochten; dat gedaagde geen kennis heeft kunnen nemen van de door eiseressen ter staving van het bedrag der gevorderde schadevergoeding overgelegde stukken en dat zij de juistheid van het gevor derde bedrag moet ontkennen; dat er een merkwaardige tegenstelling bestaat tussen de bewering van eiseres-Profilti, dat zij op het journaaiwerk een winst van ruim per jaar maakt, en de verklaring van eiseressen, dat de copiëer- prijs van cent per meter als het uiterste minimum moet worden beschouwd; dat er zeker geen reden is om de winstderving nog eens te verdriedubbelen, aangezien ge daagde, indien eiseressen in het gelijk worden gesteld, niet bereid zal zijn het contract met Eagle Lion te continueren; dat Mr. J. Martin Muller namens eis~ressen hierop in Hoofd zaak heeft geantwoord, dat de filmfabrikanten onbetwistbaar het recht hebben tot bindende vaststelling van overtredingen van de onderlinge overeenkomst; dat slechts voor het geval een der partijen meent dat zulk een beslissing niet te goeder trouw is genomen of onredelijk is, de zaak aan de arbitrage commissie kan worden voorgelegd; dat de poging van ge daagde om haar berekening van prijzen, die in strijd zijn met de overeenkomst, te motiveren met de considerans on houdbaar is omdat gedaagde verplicht was geen lagere prijzen te berekenen dan contractueel met eiseressen zijn overeengekomen; dat reeds in een vergadering van film fabrikanten op 9 November 1949 ampele besprekingen over het berekenen van de prijs van het tweede-keus-materiaai zijn gevoerd en dat de vergadering tot de conclusie is ge komen, dat, aangezien het tweede-keus-materiaal slechts in zeer beperkte hoeveelheden verkrijgbaar was, het bij een herziening van de onderlinge overeenkomst verwaarloosd kon worden; dat gedaagde aan haar mede-contractanten een voorstel had Kunnen doen om in de onderlinge overeenkomst een bepaling op te nemen, dat voor tweede-keus-materinal een lagere prijs zou kunnen worden berekend dan voor eerste-keus-materiaal; dat zij dit echter niet heeft gedaan en zonder haar mede-contractanten daarin te kennen een lagere prijs voor het tweede-keus-materiaal aan Eagle Lion in rekening heeft gebracht dan contractueel was overeenge komen; dat gedaagde niet heeft kunnen aantonen, dat de door haar in rekening gebrachte prijs van per week voor de nasynchronisatie van het journaal redelijk was; dat Eagle Lion zich alle rechten met betrekking tot de nieuwe prijzen, die gedaagde haar thans berekend, heeft voorbe houden en dat Eagle Lion te allen tijde van gedaagde schade vergoeding kan vorderen, in welk geval het aan gedaagde staat om te beoordelen of zij al dan niet een beroep zal doen op de nietigheid van het contract; dat het niet uitgesloten is, dat gedaagde zulk eer. beroep op de nietigheid van het contract niet zal doen, in welk geval dus de leverantie van het journaal aan Eagle Lion op de oude basis is verricht en waardoor in strijd is gehandeld met de onderlinge over eenkomst tussen eiseressen en gedaagde; dat de heer E. J. Verschueren namens eiseressen hieraan in hoofdzaak heeft toegevoegd, dat de filmfabrikanten in een vergadering van 21 Januari 1951 opnieuw besloten heb ben geen lagere prijzen voor de levering van tweede-keus materiaal vast te stellen, aangezien het materiaal nog steeds niet in voldoende mate leverbaar is en bovendien op deze wijze een kleine compensatie kan worden verkregen voor de verhoging van de omzetbelasting, die op de lopende contracten niet kan worden doorberekend; dat de heer W. Mullens Jr. namens gedaagde heeft ver klaard, dat hij met de beslissing van de vergadering van filmfabrikanten van 21 Januari niet accoord is gegaan; dat de heer Verschueren namens eiseressen voorts in hoofdzaak heeft verklaard, dat het uitgesloten is, dat ge daagde in staat zou zijn een zodanige hoeveelheid tv/eede keus-materiaal geleverd te krijgen, dat daarop alle copieën van het Eagle Lion journaal zouden kunnen worden afge drukt; dat trouwens in het contract tussen gedaagde en Eagle Lion slechts is bepaald, dac gedaagde zal trachten zoveel mogelijk tweede-keus-materiaal in voorraad te heb ben; dat eiseressen zouden willen vernemen, wat gedaagde heeft gedaan met het tweede-keus-materiaal, dat haar voor 1 Januari ter beschikking stond en tegen welke prijs dit is doorberekend; dat, wat betreft het eigen onbelichte film materiaal van filmverhuurders, de vergadering van film fabrikanten, waarin dit onderwerp is besproken, het stand punt heeft ingenomen, dat de fabrikanten zulk materiaal tegen kostprijs zouden overnemen; dat echter de importeurs geen onbelicht tweede-keus-materiaal aan filmverhuurders aanbieden; dat de heer Mullens namens gedaagde hiertegenover heelt gesteld, dat ter zake door de vergadering van filmfabrikanten nog niets definitiefs is besloten, zij het dat men zich over deze zaak nader zou beraden; dat de heer Verschueren namens de filmfabrikanten hierop in hoofdzaak heeft geantwoord, dat er besloten is te komen tot een formulering op de wijze als door hem is aangegeven; dat de filmfabrikanten blijkens de notulen van de desbetref fende vergaderingen aan gedaagde duidelijk hebben uiteen gezet, waarom zij de prijs van per week voor de nasynchronisatie onredelijk vonden en dat het aan de hand daarvan in het geheel niet moeilijk was zelf een redelijke prijs te berekenen; dat gedaagde dat ook getracht heeft te doen door middel van een gewijzigde calculatie, maar dat zij toen een verkeerd uitgangspunt heeft genomen door een wekelijks gemiddelde van 80 meter duplicaat negatief aan te nemen, hoewel het gemiddelde 125 meter per week be hoorde te zijn; dat eiseressen aan gedaagde een lijst hebben verstrekt van de werkzaamheden, die aan de nasynchroni satie van een journaal zijn verbonden en dat haar verzocht is aan de hand daarvan een specificatie van haar prijzen op te stellen, opdat eiseressen zouden kunnen beoordelen, of die prijzen redelijk waren; dat gedaagde daarop niet heeft gereageerd; dat Mr. D. Schuur namens eiseres-Profilti in hoofdzaak naar voren heeft gebracht, dat de Commissie slechts kan uitmaken, of de bindende beslissing van eiseressen al of niet in strijd is met de redelijkheid en de goede trouw; dat eiseressen aan gedaagde bij herhaling de kans hebben ge boden de gemaakte fout alsnog te herstellen zonder dat de onderlinge overeenkomst in al haar gestrengheid op haar zou worden toegepast, waaruit blijkt, dat eiseressen in alle redelijkheid en volkomen te goeder trouw hebben gehandeld; dat gedaagde ook niet getracht heeft aan te tonen, dat de beslissing onredelijk zou zijn en dat zij slechts hetzelfde verweer heeft gevoerd als in de vergadering van filmfabri kanten, welke vergadering dit verweer heeft verworpen; dat de nietigverklaring van het oorspronkelijk contract tussen gedaagde en Eagle Lion nodig is om gedaagde tegen zichzelf te beschermen; dat bij gebreke daarvan immers Eagle Lion zal trachten terug te vorderen wat zij thans teveel betaalt dat het in de vordering van eiseres-Profilti genoemde bedrag van geen netto winst is, zoals blijkt uit het aan de Commissie overgelegde accountantsrapport; dat er niet het minste bezwaar tegen bestaat een afschrift van dit rapport aan gedaagde over te leggen; dat gedaagde ten onrechte heeft betoogd, dat de schade, die eiseres-Profilti lijdt, zich slechts kan uitstrekken over de periode van 1 Januari tot 24 Februari, daar deze schade steeds groter wordt, zolang de huidige toestand bestendigd blijft; dat de heer C. S. Roem namens eiseres-Profilti hieraan in hoofdzaak heeft toegevoegd, dat eiseres-Profilti voor het gebruik van haar geluidsfilmapparatuur geen royalties be hoeft te betalen, indien de desbetreffende film zoals met het Eagle Lion-journaal het geval is alleen in Nederland wordt vertoond; dat gedaagde het antwoord is schuldig

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1951 | | pagina 39