41 orders van derden, die zij anders niet of slechts door het maken var. grotere kosten had kunnen uitvoeren, en van deze mogelijkheid ook gebruik maakt; dat de door eiseres-Profilti geleden schade geraamd moet worden op dat de vordering van eiseres-Profilti tot schadevergoeding wegens verlies van goodwill ongegrond moet worden geacht, daar Eagle Lion haar een schriftelijke verklaring heeft ver strekt, waarvan de inhoud voldoende is om alle geruchten, als zou Eagle Lion haar relatie met eiseres-Profilti om andere dan zuiver economische overwegingen hebben verbroken, te weerleggen; dat met het oog op de omvang der geschillen de kosten van het geschil tussen eiseres-Profilti en gedaagde worden bepaald op 100.en van het geschil tussen eiseressen en gedaagde op f 150.dus in totaal op ƒ250.tot betaling waarvan gedaagde moet worden veroordeeld; RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: BEVESTIGT de bindende vaststelling van eiseressen, dat gedaagde door uitvoering te geven aan haar met de N.V. Eagle Lion Filmmaatschappij gesloten overeenkomst van Ï7 November 1950 in zake de technische verzorging van het iilmjournaal „De wereld van week tot week" de onderlinge overeenkomst tussen eiseressen en gedaagde van 18 Februari 1948, onder meer gewijzigd op 14 November 1949, over treedt; VERKLAART eiseressen NIET ONTVANKELIJK in haar vorderingen a. om vast te stellen, dat artikel V der on derlinge overeenkomst op gedaagde van toepassing is en blijft, zolang zij leveringen verricht voortspruitend uit het journaalcontract met de N.V. Eagle Lion Filmmaatschappij van 17 November 1950 of uit een daarvoor in de plaats tre dende overeenkomst, waarvan niet ten genoege van eiseressen is aangetoond, dat zij niet in strijd is met de onderlinge over eenkomst; en b. om vast te stellen, dat de overeenkomst tus sen g-ïdaagde en de N.V. Eagle Lion Filmmaatschappij van 17 November 1950 niet rechtsgeldig is; VEROORDEELT gedaagde om voor of uiterlijk 9 Mei 1951 aan het bestuur van de Stichting Bio-Vacantieoord te Amsterdam 5000,te betalen, van welke betaling gedaagde zal zijn bevrijd, indien zij vóór of uiterlijk op die datum ten genoege van eiseressen het bewijs zal hebben geleverd, dat de N.V. Eagle Lion Filmmaatschappij haar voor het gele verde journaaiwerk voor de week van 23 Februari tot 2 Maart 1951 een prijs heeft betaald, die m overeenstemming is met de onderlinge overeenkomst tussen gedaagde en eiseressen; VEROORDEELT gedaagde voorts om voor of uiterlijk op 23 Mei 1951 aan eiseressen te betalen de conform artikel IV der onderlinge overeenkomst aan eiseressen verschuldigde vergoedingen wegens kosten gemaakt tot vaststelling van ge- daagdes overtredingen respectievelijk de daarmede correspon derende boeteheffing de arbitragekosten daarbij inbegre pen alles op te maken bij staat en in geval van geschil bij wege van arbitrage vast te stellen; VERKLAART eiseressen NIET ONTVANKELIJK in haar vordering tot opening van boeken in geval een nieuwe over eenkomst tussen gedaagde en Eagle Lion Filmmaatschappij tot stand komt; VEROORDEELT gedaagde voorts om aan eiseres-Profilti een schadevergoeding van te betalen; VEROORDEELT gedaagde ten slotte in de arbitrage- kosten, zijnde 100.voor het geschil tussen eiseres-Profilti en gedaagde en 150.voor het geschil tussen eiseressen en gedaagde, dus in totaal 250. Aldus gewezen te Amsterdam op 23 April 1951. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Ne- derlandsche Bicscoop-Bond heeft de volgende arbitrale von nissen gewezen: In zake: N.V. CENTRAAL FILMBEHEER, gevestigd te Amster dam en kantoor houdende aldaar aan de Jekerstraat 92, eiseres, contra MEVROUW L. MEYER-SCHIMMERLING, eigenaresse van het filmverhuurkantoor Victoria Film, gevestigd te Am sterdam en kantoor houdende aldaar aan de Apollolaan 123, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Ne- derlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Ar bitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de beslechting or.der meer van geschil len tussen leden en donateurs (trices) van de Band onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 8 Maart 1951 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, waarvan afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op Woensdag 21 Maart 1951 cp het Bondsbureau te Amsterdam; dat aldaar zijn verschenen de heer V. F. Bode, gemachtigde van eiseres, alsmede Mevrouw L. Meyei-Schimmerling, ge daagde, en haar accountant, de heer H. Baay; dat gedaagde in hoofdzaak heeft verklaard, dat zij van mening is in 1948 voor de diensten die eiseres voor haar heeft verricht te veel te hebben betaald, te weten per maand, en dat dit bedrag op grond van haar reclamaties later is ver laagd; dat zij zich echter op het standpunt stelt recht te heb ben op restitutie van het in 1948 te veel betaalde, hetgeen zij zou willen verrekenen met de vordering die eiseres thans heeft ingediend; dat de heer H. Baay, namens gedaagde, in hoofdzaak heeft verklaard, dat naar zijn mening het bedrag der ingestelde vordering ad niet geheel juist is. omdat er volgens zijn boeken een verschil van ca. bestaat; dat hij," hoewel Gaartoe pogingen in het werk zijn gesteld, er tot dusverre niet in is geslaagd de juistheid van dit verschil aan de hand van de boeken van eiseres vast te stellen; dat de Voorzitter der Commissie in hoofdzaak heeft ge vraagd of over het bedrag ad fper maand, dat in 1948 aan eiseres werd betaaid, overeenstemming tussen partijen is bereikt; dat gedaagde hierop in hoofdzaak heeft geantwoord, dat zij destijds meende dat deze prijs normaal was en derhalve dit bedrag steeds heeft voldaan; dat daaromtrent echter geen schriftelijke overeenkomst bestaat; dat de heer V. F. Bode, namens eiseres in hoofdzaak heeft verklaard, dat de prijs van per maand destijds een normale prijs was en dat eiseres er later toe is overgegaan haar prijzen over de gehele linie te verlagen; dat eiseres niet bereid is gedaagde met het oog op een later plaats gehad hebbende prijsverlaging alsnog restitutie te verlenenen van hetgeen in 1948 meer is betaald; dat eiseres haar vordering ad derhalve onverminderd handhaaft, omdat uit haar boeken niet is gebleken, dat het verschil als door de heer Baay bedoeld zou bestaan; dat er echter geen bezwaar tegen bestaat dat de heer Baay zich te deze zake op het kantoor van eiseres komt overtuigen; dat de heer Baay, namens gedaagde, in hoofdzaak heeft gevraagd of het zojuist genoemde bedrag ad in de beslissing van de Commissie gemakshalve niet buiten be schouwing kan worden gelaten; dat immers de boeken wel uit zullen maken of dit bedrag al of niet verschuldigd is; OVERWEGENDE: dat eiseres donatrice en gedaagde lid van de Nederlandsche

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1951 | | pagina 42