maakte ontwerp is vooralsnog niets bekend.
Een ernstig feit heeft zich voorgedaan, doordat
het gehele Hoofdbestuur is geverbaliseerd door
het Hoofd van de Afdeling Bijzondere Onderzoe
ken van de Economische Controledienst van het
Ministerie van Economische Zaken, wegens ver
meende overtreding van het Kartelbesluit. Zoals
U weet bestaat er een besluit van de Ledenraad
houdende een verbod Duitse en Oostenrijkse films
uit de nazi-periode te vertonen en te verhuren. De
Afdeling voor de Ordeningsvraagstukken is nu
van mening, dat dit besluit had moeten worden
aangemeld, aangezien het naar haar inzicht viel
onder de aanmeldingsplicht van het Kartelbesluit.
Wij hebben dit bestreden en het besluit genomen
niet tot aanmelding over te gaan, weshalve een
verbaal is gevolgd. Deze zaak is van principiële
betekenis nopens de toepassing van het Kartelbe
sluit met betrekking tot de bedrij f sbesluiten van
onze organisatie.
Van groter belang is echter het symptoom, dat
zich hier voordoet, een symptoom, dat des te gro
ter van betekenis wordt naar gelang de nieuwe
Wet Schorsing Bedrijfsregelingen practische toe
passing krijgt; een symptoom, dat er op wijst, dat
sommige ambtelijke instanties bezig zijn haar
greep uit te breiden tot het interne leven van de
bedrijfsorganisatie. Het is ver van mij te sugge
reren als zouden wij tot een soort vijandige hou
ding tegenover onze Overheid moeten aanzetten.
Integendeel, er is bij de vele bezwaren die wij heb
ben, veel reden tot waardering voor het vertrou
wen, dat men in vele opzichten in onze bedrijfs
organisatie stelt; voor de samenwerking op tal van
punten; voor de beschikbaarstelling van de nood
zakelijke deviezen; voor de erkenning die ons bij
verschillende gelegenheden ten deel valt, waarbij
ik persoonlijk dank mag zeggen voor de onder
scheiding die Hare Majesteit mij in het afgelopen
jaar heeft toegekend, een onderscheiding, die niet
in de eerste plaats mijzelf, maar ons gehele bedrijf
geldt. Wij behoren echter verschoond te blijven
van ongepaste al te vrijmoedige ambtelijke be
moeiingen, voortkomende vaak uit persoonlijke
inzichten van betrokkenen meer dan uit zorg voor
het algemeen belang. De wijze van optreden hier
bij valt niet altijd te bewonderen.
Er dient echter bij de grotere ambtelijke be
moeiingen en bevoegdheden een grotere gesloten
heid te zijn van de gezamenlijke bedrijfsgenoten.
Door een bestuur is practisch geen beleid te be
palen, wanneer er leden zijn die afzonderlijk, los
van het bestuur ambtelijke instanties omtrent de
gang van zaken van voorlichting dienen, een voor
lichting van individueel belanghebbenden, uiter
aard door een andere bril bekeken dan door die
van een college, dat het algemeen belang van het
bedrijf te dienen heeft. Hierdoor worden compli
caties en verwarringen geschapen, waarbij het
Hoofdbestuur meestal het laatste woord heeft,
gezien het vertrouwen dat de hoogste gezag
dragers in den lande in zijn beleid hebben,
maar waarbij toch de taak van zijn College
onnodig wordt bemoeilijkt en verzwaard. Ik
waag mij er soms aan te veronderstellen, dat er
leden zijn die een groter belang hebben bij een
zwakke bedrijfsorganisatie dan bij een sterke, een
groter belang bij een verdeelde dan bij een onver
deelde organisatie, een groter belang bij wanorde
dan bij orde, een groter belang bij niet te contro
leren invloeden van instanties buiten de organi
satie dan bij de vertrouwde leiding van de wettig
gekozen organen in de organisatie. Er is naar mijn
mening een achteruitgang te constateren van het
organisatorisch moreel, een achteruitgang die niet
gewettigd wordt door de bedrijfsuitkomsten en
evenmin door de samenstelling van onze organisa
tie en de wijze waarop haar besluiten worden toe
gepast. Naar mijn mening is zij slechts verklaar
baar door een onjuist inzicht ofwel, wat ik nog
niet direct wil geloven, door eigen baat en kwade
trouw. Laat ons toch ons verstand gebruiken
en terugkeren van de paden die wij ge
leidelijk aan bezig zijn te bewandelen. Laat
ons beseffen, dat niet iedereen zijn Bond
kan krijgen maar dat wij hoogstens een Bond
kunnen handhaven, die is voor allen. Laat
ons naast elkaar staan met goede trouw, en in
het besef, dat wij allen werken in één en hetzelfde
bedrijf, dat wij werken voor het behoud en de
stimulering van een behoorlijke bestaansbron, een
bestaansbron, die een geestelijk goed tot oorzaak
heeft. Daardoor is ons bedrijf voortdurend in
observatie bij de publieke opinie; daardoor leeft
het voortdurend te midden van vraagstukken en
wordt het veel omstreden. Dat legt ons de plicht
op, nauw aaneengesloten te blijven; dat plaatst ons
voor de noodzakelijkheid van brede maatschap
pelijke inzichten, van een weloverwogen beleid,
van het brengen van offers af en toe, van te
strijden vooral voor het behoud in de eerste,
tweede, derde en in de laatste plaats van onze
bedrijfsorganisatie. Deze bedrijfsorganisatie rust
niet op de reglementen, niet op de ledenaantallen,
doch rust op goede trouw en collegialiteit en op
de overtuiging, dat daarin een bestaan behoort te
zijn voor allen die er in werkzaam zijn. Nooit
tevoren was er een maatschappelijke strijd zö
algemeen als thans, om de bestaanszekerheid.
Laat ons als ondernemers niet in de achter
hoede komen. Laat ons niet datgene wat verwor
ven was gaan verliezen, terwijl anderen vooruit
gaan. Laat bij ons niet de verdeeldheid groter
worden, terwijl bij anderen de eenheid groeiende
is. Met onze bedrijfsorganisatie als basis zijn er
voor ons allen mogelijkheden in ons kleine land.
mits wij daarbij de noodzakelijke beperkingen
willen aanvaarden."
Deze rede werd met een hartelijk applaus be
kroond.