Literatuur over
en Bedrijf
14
MEER dan welke andere vorm van kunst
of ontspanning ook, is de film van het
volk, door het valk en voor het volk.
„Van" in de betekenis dat zij over het
volk handelt, werkelijke mensen, die
het publiek als echt herkent; „voor" in de zin
dat de film slechts werkelijk bestaat als zij door
het volk gezien wordt; en „door" omdat iedere
film de totale som is van het denken en de spier
kracht van heel wat medewerkenden.
Een schilderij, een beelhouwwerk of een boek is
gewoonlijk het werk van één man. Maar een draai
boek lijkt meer op de partituur van een symphonie.
De geschreven noten van de symphonie krijgen pas
betekenis als zij m een concert worden gespeeld, en
een filmscript kan slechts van het papier naar het
witte doek worden getransponeerd door de crea
tieve bijdragen van veel hardwerkende begaafde
mannen en vrouwen. De film is de meest collectieve
van alle kunsten."
Deze kernachtige omschrijving van het phaeno-
meen film is het „motorische moment" van Dore
Schary's en Charles Palmers uitstekende boek
„Case history of a movie"dat verschenen is bij
Random House, New York 3). Het is een „case
history". de geschiedenis van een enkele film, „The
next voice you hear", en van de mensen die haar
maakten, een logboek, dat haar creatie op de voet
volgt van het eerste ogenblik af dat de schrijver
George Sum-ner Albee getroffen werd door de idee,
welke aanleiding zou worden tot het schrijven van
het oorspronkelijk verhaal voor het Cosmopolitan
Magazine, tot aan haar eerste vertoning. Het boek
bestaat uit vier delen, de belangrijkste phasen der
filmvervaardiging, te weten: verhaal en script,
voorbereiding tot de productie, het opnemen en de
voltooiing van de film.
Dore Schary, die vice-president is van Metro-
Goldwyn-Mayer, speciaal belast met de productie
van films, en zijn mede-auteur, de scenarioschrijver
Charles A. Palmer, houden van hun metier. Daar
van getuigt iedere bladzijde van dit met verve ge
schreven, van de eerste tot de laatste regel onder
houdend verhaal, welks grootste bekoring voor de
niet-vakkundiqe lezer ongetwijfeld liqt in de ont
hulling van het uiterst ingewikkelde proces der
filmvervaardiging en het ontzaqlijke aantal per
sonen dat daaraan zijn bijdrage levert.
Het is geen geringe verdienste van dit boek, dat
het daarbij terloops sociale en culturele aspecten
van het filmvak belicht, ten aanzien waarvan velen
hun gevestigde mening hebben, een mening welke
veeleer berust op vooroordeel dan op feitelijke ken
nis van zaken. Ongewild want dit is voor hen
immers een onvermijdelijke realiteit maken de
schrijvers duidelijk waarom de „collectieve" kunst
van het film maken alleen continu kan worden be
oefend op rationeel economische basis, waarbij on
danks grote risico's steeds nieuwe experimenten
worden en moéten worden ondernomen. En als wij
hier over experimenten spreken dan denken wij niet
zozeer aan die op het gebied van de filmische vorm
geving, dan wel aan experimenten, die door critici
nauwelijks als zodanig zouden worden herkend,
maar waarvan de producent uit bittere ervaring
weet, dat zij in hun schijnbare onbeduidendheid
de balans kunnen doen overslaan naar succes
of debacle. Dit wordt in het onderwerpe-
lijke geval onder meer geïllustreerd wanneer de
producent de mogelijke gevolgen overweegt van het
feit dat het draaiboek noodzakelijkerwijs voor
schrijft, dat de vrouwelijke hoofdrol aan het begin
van de film binnen een week voor de tweede maal
moeder hoopt te worden. Een tweede voorbeeld
vindt men in de aarzeling van de producent op het
vernemen van het bericht uit Engeland, dat de
Britse autoriteiten (lees: British Board of Filmcen-
sors) het draaiboek niet acceptabel achten wegens
het gebrek aan formaliteit bii het spreken over God.
Hoewel het verlies van de Britse markt een verlies
van ongeveer 30 van de moqelijke opbrengsten
betekent wat dus zeggen wil dat de film in het
gunstigste geval zijn productiekosten kan opbren
gen, maar dat de kans op winst verkeken is be
sluit de producent de film toch te maken.
De schrijvers steken niet onder stoelen of ban
ken, dat men met filmmaken ook iets wil verdienen
en zij wijzen er op, dat daarom alle onnodige uit
gaven vermeden moeten worden. Zij rekenen gron
dig af met de nogal populaire opvatting, dat het
productiebedrijf zich graag aan buitensporige uit
gaven te buiten gaat en zo de productiekosten on
nodig opvoert. Het woordje „overhead", dat in de
ogen van velen buiten het bedrijf synoniem is met
begrippen als „overdaad" en „spilzucht", krijgt een
geheel andere betekenis, wanneer de schrijvers in
nuchtere zinnen uiteenzetten welke voor de film
onmisbare functies er onder dit woordje schuil
gaan.
Hoewel alle medewerkenden in dit boek de revue
passeren en niemands bijdrage hoe gering ogen
schijnlijk ook vergeten wordt, treedt uit deze
veelheid van werkers in het bijzonder de figuur
naar voren van de man, die aan alles zijn leiding
en bezieling geeft en de verantwoordelijkheid
draagt, de producent. Er heeft lange tijd
nogal wat verwarring bestaan over het be-