Duitsland
het buitenland. Hij meent alle reden te hebben
om te vertrouwen, dat deze aangelegenheid nog
maals zal worden bezien en dat de Minister van
Economische Zaken alles zal doen wat in zijn
macht ligt om op korte termijn een gunstige oplos
sing te bewerkstelligen.
Plannen voor een „filmstuivertje"
De regering van de Westduitse Bondsrepubliek
heeft op het ogenblik een door het Duitse film
bedrijf ontworpen plan in studie tot het heffen
van een belastingvrije toeslag op het
bioscoopkaartje ter ondersteuning van de diverse
branches van het bedrijf. Deze toeslag zou 5
pfennig bedragen voor plaatsen tot en met
DM 0,80 10 pfennig voor entreeprijzen van
DM 0,80 tot DM 2,en 20 pfennig voor plaatsen
duurder dan DM 2,
De aanleiding tot dit plan is de overweging,
dat het film- en bioscoopbedrijf een eigen film
productie van vitaal belang acht en dat het bio
scoopbezoekende publiek, dat de nationale film
op prijs stelt, er recht op heeft deze te zien. Het
bedrijf wenst echter niet, dat eventuele steun
maatregelen zó worden genomen, dat de steun aan
de ene tak zal gaan ten koste van een andere.
Het is er bovendien van overtuigd, dat om billijk
heidsredenen tegelijkertijd maatregelen dienen te
worden getroffen om ook in andere noodgevallen
steun te verlenen. Men heeft hierbij in het bijzon
der op het oog een verhoging van de inkomsten
der theaters ter compensatie van de zeer hoge ver-
makelijkheidsbelasting (deze varieert in de 11
bij de Bondsrepubliek aangesloten landen tussen
30
en resulteert practisch in een gemid
delde heffing door de gemeenten van 20 yo van
de netto-entreeprijzen) en de nog steeds stijgende
kosten, die de rentabiliteit der theaters in gevaar
brengen.
Bij een jaarlijks bioscoopbezoek van 500 mil-
lioen zou dit „filmstuivertje" een opbrengst van
DM 50.000.000 betekenen, waarvan 40 voor de
exploitant, 15 voor de verhuurder en 45 voor
de producent. Voor de Duitse filmproductie zou op
deze wijze 20 tot 25 millioen DM beschikbaar
komen, hetgeen voldoende zou zijn voor de basis
financiering tot (DM 250.000 per film) van 60 tot
80 hoofdfilms per jaar.
De aldus ontvangen gelden voor de filmpro
ductie zouden door een door het bedrijf in het
leven te roepen stichting worden beheerd en op
zakelijke overwegingen uitsluitend aan vakbe
kwame producenten ter beschikking worden ge
steld. Voor financiering zouden slechts produ
centen in aanmerking kunnen komen, die zelf voor
een nog nader vast te stellen percentage aan
de financiering van de betrokken film deelnemen,
en aan kunnen tonen dat hun calculaties technisch
en economisch verantwoord zijn en dat zij met een
geheel uitgewerkt draaiboek, hetwelk aan de
normen van de huidige filmvervaardiging voldoet,
aan de arbeid kunnen gaan. Het ligt niet in de
bedoeling om gelden beschikbaar te stellen voor
experimenten. Het doel van deze financieringshulp
is uitsluitend evenals in Engeland en Frankrijk
het geval is om een ononderbroken filmpro
ductie op gang te helpen.
Wat het aandeel van exploitant en verhuurder
in het „filmstuivertje" betreft, wordt van bedrijfs-
zijde opgemerkt, dat het heffen van een belasting
vrije toeslag uiteraard voor exploitant en filmver
huurder repercussies met zich zal brengen, welke
enigszins mede dienen te worden gecompenseerd
door een redelijk deel van de op
brengst van het „filmstuivertje".
Overzicht marktsituatie
Een duidelijk overzicht van de
Duitse filmmarkt wordt gegeven
door de cijfers van de V r ij w i 1-
lige Zelfcontrole van
het filmbedrijf, welke instantie
werkt naar het voorbeeld van de
Production Code van de Ameri
kaanse filmindustrie en een ad
ministratieve en preventieve film
censuur van de Overheid ver
vangt.
Opname uit Je film
„MENSEN EN MICROBEN"
van M. de Haas.
15