Groot-Brittannië
kan bogen. Indien een producent binnen 24 maan
den 3 films vervaardigt, die haar kosten niet op
brengen, verliest hij automatisch zijn werkver
gunning. Ten gevolge hiervan is er een voortdu
rend komen en gaan van producenten.
Er bestaat geen importstatistiek voor films en
deze zou overigens van geen betekenis zijn, omdat
films in Frankrijk slechts met een censuurvi-
s u m vertoond kunnen worden. Practisch kunnen
buitenlandse films alleen worden geëxploiteerd,
indien zij nagesynchroniseerd zijn. Onderstaand
overzicht van Franse en in het Frans nagesyn
chroniseerde buitenlandse hoofdfilms welke een
censuurvisum verwierven, geeft dus in feite de
aantallen nieuwe hoofdfilms weer, welke in de
desbetreffende jaren in Frankrijk werden uitge
bracht.
1950 1949 1948 1947
Frankrijk
108
101
94
92
U.S.A.
99
135
190
256
Groot-Brittannië
20
19
28
17
Italië
19
18
35
27
Overige landen
18
8
45
30
422
Het bioscoopbezoek, dat in 1947 onge
veer 419 millioen beliep, vervolgens in 1948
daalde tot 399 millioen en in 1949 tot 384 millioen,
is in 1950 verder teruggelopen tot 370 millioen.
In Parijs was deze terugloop groter dan in de
provincie, terwijl het bezoek in de industriecentra
ongeveer gelijk bleef. Per bevolkingshoofd is het
bezoekcijfer 13, per stadsbewoner 26.
De belangstelling voor de nationale film blijkt
in Frankrijk, zoals ook elders, groter te zijn dan
voor de buitenlandse film. Een Franse film trekt
in de eerste drie jaar van haar exploitatie in
Frankrijk gemiddeld 1.750.000 bezoekers, een
Amerikaanse film daarentegen 1.000.000 en een
Engelse 650.000 bezoekers. De meest succesvolle
Franse film liep in 40 ','r van alle Parijse biosco
pen en werd in totaal door ongeveer 6 millioen
Fransen gezien, de meest succesvolle Amerikaanse
film door 4,3 millioen.
Van de 2,8 milliard francs, die de Franse films
in de periode van 1 Januari 1946 tot en met 31
December 1949 in het buitenland opbrachten,
kwam 18,5% uit België, 14,92% uit Duitsland
10,15 uit Zwitserland, 9,82 uit Noord-Afri-
ka en 9,42 uit Canada. De opbrengsten uit de
Verenigde Staten van Noord-Amerika beliepen
slechts 4,08%, Engeland 3,67%, Zweden
2,66%, Nederland 2,32% en Italië 2.25
Slechts bij hoge uitzondering brengt een Franse
film in het buitenland meer dan 25 tot 30 millioen
francs op.
Ofschoon tal van Franse films geëxporteerd
worden, maken de uit het buitenland verkregen
opbrengsten slechts 17 uit van het totale be
drag, dat de producenten voor hun films ont
vangen.
Onlangs zijn enige pogingen ondernomen om
films speciaal voor de Amerikaanse televisiemarkt
te vervaardigen, doch wegens de hoge productie
kosten is men daarin niet geslaagd. Een serie van
13 televisiefilms van 30 minuten vertoningsduur
zou ongeveer 150.000 moeten kosten, terwijl de
Amerikaanse televisiemaatschappijen zelden meer
dan 75.000 voor zulk een paket films betalen.
Herziening auteurswet
De in Mei van dit jaar door de Britse regering
benoemde commissie tot voorbereiding van de
herziening van de Auteurswet 1911 heeft onlangs
de vertegenwoordigers van de beide organisaties
van filmproducenten gehoord, namelijk van de
British Film Producers Association en de Associa-
tion of Specialised Filmproducers (wier leden
korte films, in hoofdzaak documentaire-, onder
wijs-, opdracht- en reclamefilms vervaardigen).
Toen de Minister van Handel het vorig jaar
in het Lagerhuis mededeelde, dat de regering
voornemens was bovenbedoelde commissie in te
stellen, werd daarbij inzonderheid de aandacht
gevestigd op de monopolistische positie van de
Performing Right Society (te vergelijken met de
Buma in Nederland), die de laatste jaren het voor
werp is geweest van veelvuldig critiek.
De vertegenwoordigers van de producenten
organisaties hebben er de commissie onder meer
20
HiiiiiMimi.iiiirniüiMi:!::r.ii:!i:ii!iiiii!iiii:iiMimiiimminiilmiiiiiiiiiiniirm i h iminimin I
PHYSIEKE GEVOLGEN
,,Men had kunnen verwachten dat een systematisch j
onderzoek nu wel al enige wei-gefundeerde conclusies
zou hebben opgeleverd over de physieke gevolgen van
y veelvuldig bioscoopbezoek bij kinderen, maar zodanig j
gefundeerde opvattingen zijn niet onder onze aan- 1
dacht gebracht. Zelfs over de kwestie van het gezicht 1
zijn wij niet in staat geweest ook maar enig positief
bewijsmateriaal te verkrijgen van deskundigen, dat de
bioscoop verantwoordelijk is voor schadelijke gevolgen.
Wij raadpleegden het Ministerie van Gezondheid, een j
aantal autoriteiten op het gebied van de openbare
gezondheid en de desbetreffende verenigingen, die de j
medische ambtenaren van gezondheid en schoolartsen
vertegenwoordigen. Er werd echter geen bewijsmate- j
riaal aangeboden, van deze en andere bronnen, dat 1
ons in staat zou stellen bioscoopbezoek met schade-
lijke gevolgen voor het gezicht van kinderen in ver-
band te brengen".
(Rapport van de Ministeriële
j Commissie voor Kinderen en
Films par. 122, p. 43 44; Londen,
H.M.'s Stationery Office, Mei 1950).
InMiiiiiiiiiiHiiiiniiiiiMiiiMiiiiiiiiiiiiininiiiiiiiniiiiiiniiiiiiiiMiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinniiiiiiiiHiiiiiiiiiiiininiiiiiiiiiiirn
264
281
392