scnor /s 7/-: hoor;)" GEZIEN het bepaalde in de artikelen 2, 15, 25 en 31 der Statuten en het Bedrijfsreglement ter zake van de Filmvertoning; STELT VAST HET VOLGEND BEDRIJFS- BESLUIT: Artikel 1 De leden-bioscoopexploitanten zijn gehouden in het jaar 1952 gedurende ten minste twaalf weken hoofdfilms te vertonen, die niet zijn vervaardigd in de Verenigde Staten van Noord-Amerika en waarvoor geen dollars betaald worden respectie velijk geen dollarschuld ontstaat. Artikel 2 Op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop- Bond wordt bijgehouden een lijst, waarop voor iedere bioscoop vermeld zijn de hoofdfilms, welke daarin van 1 Januari 1952 af zijn vertoond, en het land van herkomst dezer films. Artikel 3 In afwijking van het bepaalde in artikel 8 van het Bedrijfsreglement ter zake ener Aanvulling van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films d.d. 8 Januari 1946, zal elke hoofdfilm voor elke bioscoop afzonderlijk worden verhuurd met dien verstande, dat het al dan niet aangaan van een vertoningsovereenkomst voor een hoofdfilm niet afhankelijk is van het aangaan van een of meer vertoningsovereenkomsten voor andere films. Artikel 4 De verhuurder van een hoofdfilm is verplicht na de bedrijfsvoorstelling van zulk een film een wat betreft vertoningsmogelijk- heden en condities redelijk bod hetwelk per aangetekende briefkaart is gedaan te accep teren binnen vier weken, nadat het bod is gedaan, althans de des betreffende hoofdfilm voor ver toning in de desbetreffende ge meente binnen die termijn te ver huren. Gebrek aan overeenstemming over de vraag, of het bod al dan niet redelijk is, wordt beschouwd als een geschil in de zin van arti kel 1 van het Arbitrage-Bonds- reglement. Artikel. 5 Het Hoofdbestuur kan op door dit bestuur nader te bepalen wijze geheel of ten dele dispensatie verlenen van be palingen van dit besluit. Artikel 6 Overtredingen, respectievelijk niet-nakoming van de bepalingen van dit besluit, waaronder be grepen het doen van onjuiste of onvolledige op gaven in vertoningsovereenkomsten zijn hande lingen in strijd met de belangen van het film- en bioscoopbedrijf en van de betrokken bedrijfsgroep, zodat hierop artikel 15 der Statuten van toepas sing is. Artikel 7 Het Hoofdbestuur is belast met de uitvoering van dit besluit, waaronder mede te verstaan het uitvaardigen van zodanige voorschriften als nodig zijn om de toepassing van dit besluit te verzekeren en de verplichtingen, welke het Hoofdbestuur ten aanzien van het beheer van en de controle op de door de overheid ter beschikking gestelde beta lingscontingenten is aangegaan, na te komen. Artikel 8 Dit besluit, hetwelk een bedrijfsbesluit is in de zin van artikel. 25 der Statuten, kan worden aan gehaald als „Bedrijfsbesluit Deviezenregeling". Het treedt in werking op 1 Januari 1952. Aldus vastgesteld in de vergadering van de Ledenraad van de Nederlandsche Bio scoop-Bond dd. 18 December 1951. De Ledenraad: J. G. J. BOSMAN, Secretaris. Het Hoofdbestuur: M. P. M. VERMIN, Voorzitter JOH. MIEDEMA, Secretaris. Oc i /.-<-( loorJl ingehaald. Uil de film: vun II. van dt'r llorst-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1951 | | pagina 60