jeugdraden zowel als die van de Nederlandse Jeugd
Gemeenschap, zal men de resultaten gadeslaan en
gaarne daarover van gedachten wisselen. Zij hou
den er zich van overtuigd dat de commissie zeer
positief werk zal kunnen doen.
Tenslotte sprak de heer D. Q. R. Mulock Hou
wer namens de verenigingen en instellingen, welke
zich bewegen op het gebied van de kinderbescher
ming. Indien men spreekt van de „jeugd op de hel
ling" worden vaak klachten gehoord tegen de film.
Er bestaat echter in dit verwijt tegen de film een
hypocritisch element. Zo werd bijvoorbeeld inder
tijd de film in de pers verweten dat zij verantwoor
delijk zou zijn voor de daden van beruchte moor
denaars als Peter Kuerten, Wilfried Helm, Nic
Romano e.d. Deze verwijten zijn huichelachtig en
vals. Van de ruim tweeduizend kinderen, die in
nood verkeerden, en wier lot de kinderbescherming
zich aantrok, bleek bij ondervraging dat de film hun
prettigste ervaring was in hun overigens vreugde
loos bestaan.
Het heeft spreker gefrappeerd, dat de Popeye's
en de wildwestfilms daarbij een grote rol speelden.
Een rol, die overigens geenszins negatief is, aan
gezien zij de kinderen een romantische belevenis
geeft, die de huidige samenleving niet meer biedt.
Men mag niet uit het oog verliezen, dat de bioscoop
een schuilplaats is voor duizenden kinderen.
Spreker wilde daarmede nog niet zeggen, dat
men kinderen maar alles kan voorzetten en daarom
was hij er dankbaar voor, dat deze beoordelings
commissie in het leven kon worden geroepen. Want
de jeugd heeft behoefte aan films zij het niet
in de geest van Hieronymus van Alphen anders
drijft men haar naar beeldromans en strips, die
,,veel ellendiger zijn".
Uit de samenwerking met de leden van de Ne-
derlandsche Bioscoop-Bond, de jeugdbeweging en
andere instanties, verwachtte spreker een nuttig
effect.
Nadat de voorzitter van het Instituut Film en
Jeugd, de verschillende sprekers dank had gezegd,
werd de plechtigheid besloten met de zeer succes
volle vertoning van een kinderfilm, welke door een
van de leden van de Bond wordt uitgebracht.
FILMSTUDIEDAG
Op 19 December jl. is in het gebouw van het
Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amster
dam de derde Filmstudiedag van het Genootschap
voor Reclame gehouden.
Op deze dag heeft Mr. Chr. W. Zeylstra, di
recteur van het Reclamebureau Lintas te Schie
dam, een inleiding gehouden over het onderwerp
,,De film als reclamemedium", waarbij hij een
deskundige uiteenzetting heeft gegeven van de
grote mogelijkheden, die reclamefilms voor het
maken van reclame bieden en de resultaten, die
ermede bereikt kunnen worden.
Mevrouw Dr. H. W. Posthumus-Van der
Goot, heeft hierna een causerie gehouden over
,,De gevoelens van de toeschouwsters in de bio
scopen bij het zien van reclamefilms".
Na de lunch heeft de heer S. W. Numann.
General Advertising Director Philips te Eindho
ven, het een en ander verteld over het ontstaan
van een aantal in opdracht van Philips vervaar
digde reclamefilms en de wijze waarop deze films
worden gebruikt.
De heer C. A. Kruseman, reclamechef van Ho-
nig's Fabrieken te Zaandam, heeft vervolgens een
causerie gehouden over de onder zijn leiding tot
stand gekomen reclame-film „Luilekkerland".
De heer R. Rijkens, adjunct-directeur van Le-
ver's Zeepmaatschappij te Rotterdam, had als
onderwerp van zijn causerie gekozen de plaats
van de reclamefilm als onderdeel van de reclame
campagne.
Tenslotte heeft de heer P. B. A. R. Bakker,
reclamechef van Victoria te Dordrecht het een
en ander verteld over de vervaardiging en het
gebruik van de bedrijfsfilm.
Ter illustratie van de causerieën en voordrach
ten werden een aantal reclamefilms vertoond,
waarvan de kwaliteit over het algemeen opval
lend goed was.
Aan het Genootschap voor Reclame komt alle
eer toe voor het organiseren van deze derde
Filmstudiedag, aangezien daarbij de betekenis van
de film als reclamemedium op indrukwekkende
wijze naar voren is gekomen.
I
15
QiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiitmiiiimHiniitHiiitiuiiiiimitiiitiimiitiiiiiHiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiMQ
„Geen kind ging ooit de verkeerde weg op wegens
een radioprogramma of een film. Het had de neiging
of de houding reeds van te voren, en de film gaf het 1
j slechts de techniek om het uit te voeren. Indien
een kind nachtmerries krijgt van al te dramatische I
1 radioprogramma's, of somber wordt van zekere films, 1
dan zijn zulke dingen slecht voor hem. Maar indien j
er geen duidelijke reactie is van de zijde van het kind,
1 dan behoren de ouders niet te trachten het al te veel 1
te beschermen door het weg te houden van deze
vormen van ontspanning. Sommige ouders trachten al
I dergelijke ontspanning van te voren voor hun kinderen j
1 te verwerken. Maar het leven behandelt de kinderen j
I niet op die wijze. Slechte manieren, onbehoorlijke
taal, dronkenschap, of al te geïdealiseerde liefdes-
i scènes, welke de films laten zien, kunnen in het wer-
kelijke leven niet vermeden worden. Het kind moet j
leren met zulke dingen te leven en hen met zijn
eigen verstand te beoordelen."
(Dr. C I a r e n c e B. Allen, professor j
in de paedagogiek aan de Western Reserve j
University: Variety Februari 26, 1947).
|iiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiNiMiniiiiniMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiliiiiiiiiiiliiiiiiiNiiiiiiiMiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiit'.iiiiiiiMiiimililiiiiiiiiittiiiiii)iir~l