pany, werd medegedeeld, dat op 1 November
1951 één op elke drie gezinnen in de Verenigde
Staten over een televisietoestel beschikte, verge
leken met 21 van alle gezinnen in 1950 en slechts
7% in 1949.
De terugloop in de recettes heeft het Amerikaan
se bioscoopwezen niet belet zich in diezelfde pe
riode aanzienlijk uit te breiden. Deze uitbreiding
betekende in de practijk tevens een marktverschui-
ving daar zij zich in hoofdzaak voltrok bij de zoge
naamde drive-ins. Beschouwde men deze open
luchtbioscopen in 1947 van bedrijfszijde nog met
enigszins gemengde gevoelens, zij bewezen al spoe
dig hun bestaansrecht en namen snel in aantal toe.
Betrouwbare gegevens omtrent de groei van het
bioscooppark, welke medio November 1951 gepu
bliceerd werden door de Theatre Owners of Ame'
rica (TOA), de nationale vereniging van bioscoop
exploitanten, wijzen uit dat in drie jaar tijd (dezelf
de periode waarin de televisie zich zo sterk ontwik
kelde) het aantal bioscopen met meer dan 4000
steeg en de zetelcapaciteit met 2.000.000 werd ver
hoogd.
Onderstaande stastiek heeft slechts betrekking
op de werkelijk in bedrijf zijnde bioscopen. De cij
fers over 1948 werden verstrekt door de Motion
Picture Association o[ America, de invloedrijkste
organisatie van het Amerikaanse filmwezen. Die
over 1951 werden samengesteld door een afdeling
van de National Ptoduction Authority, een instel
ling welke ressorteert onder het Ministerie van
Handel en een controlerende functie heeft in het
kader van de economische mobilisatie. De zetelca
paciteit van de drive-ins is geschat op een basis
van een gemiddelde van 700 per theater.
Nieuw materiaal
In December 1951 deelde de Du Pont Company
mede, dat zij een nieuw type onontvlambare film in
de handel zal gaan brengen, welke tweemaal zoveel
weerstand zal bieden aan slijtage dan de bestaande
acetaat- of nitraatfilms. Het heet dat dit nieuwe
materiaal 20 dunner zou zijn, hetgeen zou resul
teren in een groter aantal meters per spoel en een
aanzienlijke besparing aan materiaal bij de bewer
king in de laboratoria.
Men verwacht dat de vervaardiging van dit ma
teriaal, dat het resultaat zou zijn van vijf jaren ge
duldig experimenteren, eerst binnen twee jaar op
ruime schaal ter hand zal kunnen worden genomen.
Preserveringsmoeilijkheden bij filmarchieven
Bovenstaande mededeling over de uitvinding van
een nieuw en duurzamer filmmateriaal vestigt tevens
de aandacht op de moeilijkheden waarmede de
filmarchieven in stijgende mate te kampen hebben
bij de preservatie van films, die voor de geschiede
nis van de film betekenis hebben verworven. Hier
over werden onlangs mededelingen gedaan door de
heer R. Griffith, curator van 's werelds grootste
filmotheek, welke gevestigd is in het Museum of
Modern Arts te New-York. De heer Griffith wees
er onder meer op, dat de oude producties uit de
filmhistorie spoedig verloren dreigen te gaan, om
dat er geen methode bekend is waardoor oude cel
luloid films kunnen worden gepreserveerd. Bijna
alle films, die vóór 1920 vervaardigd zijn gaan ver
loren, omdat 30 jaren ongeveer de maximum leeftijd
is van een goed vervaardigde film. Minder goed
vervaardigde films, zoals er vele in de dertiger jaren
werden gemaakt, krimpen en verpoederen soms
binnen tien jaar.
Genoemde filmotheek beschikt op het ogenblik
nog over een aantal copieën van beroemde films,
waarvan geen negatieven meer bestaan, zodat er
geen copieën meer van gemaakt kunnen worden.
Het museum geeft zich alle mogelijke moeite om
deze copieën voor vernietiging te bewaren. Het kan
dit proces echter op zijn best slechts vertragen,
maar niet tot stilstand brengen.
Omdat de zogenaamde major companies'
hieraan geen bijzondere zorg besteedden, zijn
tal van films waarmede zij naam maakten
weer tot stof vervallen. Hier kan niet veel
aan worden gedaan omdat de kosten van
preservatie zeer hoog zijn. Ieder duplicaat kost
400 tot 500. Indien men dus de duizend belang
rijkste oude films zou willen preserveren, dan zou
dit reeds op 500.000 komen, nog afgezien van de
vele millioenen welke gemoeid zouden zijn met de
preservatie van al de betere films, die ooit zijn of
worden gemaakt en voor de filmhistorie van be
tekenis zijn.
Het museum placht alle copieën in zijn archief
nauwkeurig te laten controleren en zodra een daar
van tekenen van verval ging vertonen liet het er een
duplicaat van maken. Maar het bederf van deze
oude films voltrekt zich op het ogenblik met zulk
een snelheid dat men voor duplicering geen vol
doende financiën heeft, uitcjezOinderd voor vele
bijzonder zeldzame exemplaren.
Bovendien verliest een copie iedere keer dat er
een duplicaat van gemaakt wordt, iets van haar
kwaliteit, zodat dus in feite maar weinig bewijsma
teriaal van de groei van de film en de filmkunst
blijft bestaan.
1951 1948 Toe- Toe-
Bioscopen 19.797 18.351
Zetels 12.384.150 11.796.072
Drive-ins 3.323 743
Zetelcapaciteit 2.300.000 520.000
Totaal aantal
bioscopen 23.120 19.094
Totale zetel
capaciteit 14.684.150 12.316.072
name name
1.446 7,9
588.078 5,0
2.580 347,2
1.780.000 342.3
4.026 21,1
2.368.078
19,2