30
de over bedoelde recette verschuldigde Bondscon
tributie;
c. door niet af te rekenen aan het Bondsbureau de
verschuldigde Bondscontributie over de recettes, in
de periode van 20 April t/m 20 September 1951 met
de vertoning van prix fixe films in kindervoorste'-
lingen behaald:
d. door ondanks gegeven waarschuwing, ten aanzien
van kindervoorstellingen niet te hebben zorggedragen
voor een behoorlijke recette-administratie, bedoeld
in artikel 3D van het Reglement Recette-Controle.
en besloten hem de straf van boete ten bedrage van 500.
op te leggen.
Dit besluit is gegrond op de volgende overwegingen:
dat bij een in de maand April 1951 gehouden recette-
controle, welke zich uitstrekte over de periode 14 April
1950 t/m 19 April 1951 was gebleken, dat in zake de in de
middaguren in de Palace Cinema gegeven kindervoorstellin
gen geen gespecificeerde kassastaten aanwezig waren, ter
wijl bovendien de aangetroffen copie-afrekenstaten in zake
voorstellingen waarvoor programma's tegen vaste prijs waren
gehuurd niet de gebruikelijke specificatie van nummers en
aantallen der verkochte kaarten bevatten:
dat het Bondsbureau de heer Van der Linden bij schrijven
dd. 24 April 1951 heeft gewezen op de aan de leden bij
het Reglement Recette-Controle opgelegde verplichting om
ook middagvoorstellingen op de normale wijze te admini
streren, dus met volledige verantwoording van nummers en
aantallen der verkochte entreebewijzen en van de daaruit
resulterende bruto-recette;
dat een in September 1951 gehouden recette-controle uit
wees, dat de administratie der kindervoorstellingen nog aan
zienlijk slechter geworden was dan in de periode vóór 19
April 1951, aangezien het opmaken van afrekenstaten be
treffende tegen vaste prijs gehuurde kinderprogramma's ge
heel achterwege was gelaten, als gevolg waarvan de mei
deze vertoningen sedert 19 April j.1. behaalde recettes niet
aan het Bondsbureau waren opgegeven, zodat gedurende
de periode van 20 April t/m 20 September 1951 geen Bonds
contributie over deze recettes werd afgerekend:
dat bij laatstbedoelde controle voorts gebleken is. da-
de heer Van der Linden van een op 9 September 1951 met
de film „Road to Rio" gegeven middagvoorstelling, welke
film van de NV. Paramount Films tegen een aandeel in de
opbrengst was gehuurd, een overigens ongespecificeerde
onjuiste opgave der bruto-recette heeft gedaan aan genoemd
filmverhuurkantoor en aan de Bond en dienovereenkomstig
te weinig filmhuur en contributie heeft afgerekend;
dat de heer Van der Linden behoorlijk is opgeroepen om
op grond van artikel 15 der Statuten te worden gehoord,
doch aan de oproep geen gevolg heeft gegeven;
dat op grond van het vorenstaande derhalve vaststaat dat
de heer Van der Linden gehandeld heeft in strijd met de
artikelen 8 en 9 van de Algemene Voorwaarden van Ver
huur en Huur van Films, met artikel 3D van het Reglement
Recette-Controle, alsmede met artikel 3 van het Contributie-
besluit, welke overtredingen zo ernstig moeten worden ge
acht, dat de heer Van der Linden bestraft moet worden met
een boete van 500,
o
Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond
heeft op grond van artikel 15 der Statuten voor zijn ver
gadering dd. 13 November 1951 opgeroepen de heer C. M
van der Linden,- exploiterende de Palace Cinema en de
firma Gebrs. Moonen, exploiterende respectievelijk de Royal
Cinema, beiden te Hoensbroek ter zake van de klachten:
dat de firma Gebrs. Moonen filmcontracten afsluit
voor de Palace Cinema te Hoensbroek, hoewel zij niet
als exploitante van deze bioscoop in het Bedrijf sre-
gister is ingeschreven, noch gebleken is, dat zij deze
contracten heeft gesloten als gemachtigde van de in het
Bedrijfsregister ingeschreven exploitant, de heer C. M.
van der Linden.
dat de firma Gebrs. Moonen blijkens verschillende
contracten films in strijd met het bepaalde in artikel 14
van het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden huurt
ter vertoning naar keuze in Royal of Cinema Palace.
ondanks de uitdrukkelijke bepaling, dat de vertonings
overeenkomsten moeten bevatten een nauwkeurige ver
melding van naam en plaats van ieder theater van
vertoning, alsmede van het aantal zitplaatsen, van de
rangen en van de prijzen:
dat de heer C. M. van der Linden als verantwoordelijk
exploitant deze overtredingen voor wat betreft de Palacc
Cinema heeft toegelaten,
en besloten hun de straf van waarschuwing als bedoeld in
artikel 15 der Statuten op te leggen.
Dit besluit is gegrond op de volgende overwegingen:
dat gebleken is dat filmhuurcontracten, gesloten ten be
hoeve van de door de heer C. M. van der Linden geëxploi
teerde Palace Cinema, zijn gesteld ten name van de firma
Gebrs. Moonen of van de heer H. Moonen, lid van deze
firma en door deze zijn getekend, welke contracten niet
vermelden het aantal zitplaatsen, rangen en prijzen;
dat tevens gebleken is dat huurcontracten worden gesloten
ten name van de firma Gebrs. Moonen of van de heer H.
Moonen voor films ter vertoning naar keuze in Royal of
Palace Cinema zonder vermelding van het aantal zitplaatsen,
rangen en prijzen, zodat niet vaststaat in welk theater de
film zal worden vertoond;
dat noch de firma Qebrs. Moonen noch de heer H. Moonen
in het Bedrijfsregister staan ingeschreven als exploitant of
gemachtigde van de Palace Cinema en daarvoor ook nimmer
de vereiste inschrijving hebben verworven;
dat de heer Van der Linden en de firma Gebrs. Moonen
behoorlijk zijn opgeroepen om op grond van artikel 15 dei-
Statuten te worden gehoord, aan welke oproep door de
heer Van der Linden geen en door genoemde firma we'
gevolg is gegeven;
dat de heer H. Moonen namens de firma Gebrs. Moonen
hetgeen in de klacht is omschreven heeft toegegeven met
de verklaring dat deze handelingen zouden zijn geschied op
grond van een belangengemeenschap tussen de heer C. M.
van der Linden en de firma Gebrs. Moonen, welke belangen
gemeenschap niet in de vorm van een schriftelijke overeen
komst zou zijn vastgelegd;
dat van het bestaan van deze belangengemeenschap niet
is gebleken door een inschrijving in het Handelsregister, ter
wijl evenmin de in artikel 5B van het Algemeen Bedrijfs-
reglement vereiste inschrijving in het Bedrijfsregister werd
aangevraagd;
dat op grond van het vorenstaande derhalve vaststaat
dat zowel de heer Van der Linden als de firma Gebrs.
Moonen gehandeld hebben in strijd met artikel 14 van het
Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden en met artikel 5B
van het Algemeen Bedrijfsreglement, weshalve hun de straf
van waarschuwing als bedoeld in artikel 15 der Statuten
moet worden opgelegd;
dat derhalve de firma Gebrs. Moonen en de heer C. M.
van der Linden worden gewaarschuwd, dat, indien zij voort
gaan met het afsluiten van contracten zonder vermelding
van de bioscoop, waarvoor de films bestemd zijn met op
gave van het aantal zitplaatsen, rangen, prijzen en aantal
voorstellingen, alsmede, indien de firma Gebrs. Moonen
voortgaat met de exploitatie van de Cinema Palace zonder
daarvoor een inschrijving in het Bedrijfsregister te haren
name te hebben verworven, toepassing van een strengere
straf als bedoeld in artikel 15 der Statuten zal moeten
volgen.