34 door aan haar overeenkomst van 17 November 1950 met de N.V. Eagle-Lion uitvoering te geven, de onderlinge overeen komst overtrad, en haar een boete is opgelegd tenzij alsnog aan bepaalde nader omschreven voorwaarden door partij Haghefilm zou worden voldaan; dat partij Haghefilm toen partij fabrikanten haar mededeel de dd. 13 Maart 1951 een boete verschuldigd te zijn omdat zij niet aan de voorwaarden van de vaststelling van 8 Fe bruari 1951 had voldaan, de boete niet heeft betaald, omdat zij deze volgens haar mening niet verschuldigd was, waarop partij fabrikanten bij de Bondsarbitrage een geschil aanhan gig heeft gemaakt, waarbij zij vroeg een bevestiging van de vorenbedoelde uitspraak van 8 Februari en een veroordeling tot betaling van de gevorderde boete; dat de Bondsarbitrage derhalve deze zaak niet ter beoor deling kreeg, doch slechts een beroep op haar werd gedaan om executabel te maken een door zes van de zeven onder tekenaren genomen beslissing op grond van een bepaling in de door hen gesloten overeenkomst, welke de feitelijke be tekenis had om de beslissing of een overtreding of niet na koming van de overeenkomst had plaats gevonden, aan het oordeel van de Bondsarbitrage te onttrekken; dat dus kennelijk de opzet was de Bondsarbitrage niet te doen treden in de vraag of al dan niet een overtreding of niet nakoming van de overeenkomst had plaats gehad en even min in de daaruit voortvloeiende verdere geschillen, behou dens voorzover zij volgens artikel VII uit of naar aanleiding van de overeenkomst, die van de boeteheffing daaronder begrepen, bij deze arbitrage aanhangig zouden worden ge maakt; dat nu in feite partij fabrikanten niet anders bij de arbitrage aanhangig heeft willen maken, hetgeen ook blijkt uit haar vordering, dan een verzoek tot bevestiging van haar vast stelling van de overtreding van partij Haghefilm, waarbij zij zich nadrukkelijk op het standpunt heeft geplaatst, dat de arbitrage zich van een onderzoek naar deze vaststelling heeft te onthouden, en tot veroordeling van partij Haghefilm tot betaling van de gevorderde boete, men slechts van het Bonds arbitrage-instituut gebruik heeft willen maken voorzover dit kan dienen ter incasso van de gecreëerde vorderingen en voorzover de daarbij geopende organisatorische sanctie mogelijkheden zouden kunnen dïenen tot een snelle en doel treffende effectuering; dat nu partij fabrikanten een geschil bij de Bondsarbitrage aanhangig heeft gemaakt, waarvan blijkens de cis en de mo tivering een deel aan haar beoordeling is onttrokken en partij fabrikanten de wijze heeft bepaald waarop dat deel van het geschil zou worden beoordeeld, de Raad, wat hier verder van zij, niet kan beoordelen of en in hoeverre de vorderin gen van partij fabrikanten zoals die aan de Bondsarbitrage zijn voorgelegd gegrond zijn en derhalve partij fabrikanten daarin niet ontvankelijk moet worden verklaard: dat in het licht van deze overweging de vragen zoals die ter zitting zijn opgeworpen niet verder ter zake doen en dat ook overigens de grieven van partijen hier niet meer ter zake kunnen zijn; dat de niet ontvankelijkheid van de vorderingen van partij fabrikanten op geheel andere gronden steunt dan die partij Haghefilm daarvoor aanvoert, aangezien deze laatste immers zich op het standpunt stelt dat de Raad in het gehele geschil kan treden terwijl juist dat geschil niet aan de Raad is voor gelegd, ongeacht de vraag of de arbitrage in die beoordeling zou kunnen treden; dat derhalve zowel partij fabrikanten als partij Haghefilm haar beroep moet worden ontzegd en op vorenstaande gron den het vonnis van de Commissie van Geschillen moet wor den vernietigd, de vorderingen van partij fabrikanten niet ontvankelijk moeten worden verklaard en partij fabrikanten moet worden veroordeeld tot betaling van 6/7 van d'e geschil- kosten en partij Haghefilm tot betaling van 1/7 van de ge- schilkosten, welke in tweede instantie worden begroot op ƒ760,zodat deze in totaal ƒ910,komen te bedragen; OPNIEUW RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VERNIETIGT het vonnis van de Commissie van Geschil len, waarvan beroep; VERKLAART partij fabrikanten NIET-ONTVANKE- LIJK in haar vordering tot bevestiging van haar bindende vaststelling dd. 8 Februari, dat partij Haghefilm door uit voering te geven aan haar met de N.V. Eagle-Lion Film maatschappij gesloten overeenkomst van 17 November 1950 in zake de technische verzorging van het filmjournaal ,,De wereld van week tot week" de onderlinge overeenkomst tus sen zeven filmfabrikanten van 18 Februari 1948, onder meer gewijzigd op 14 November 1949, overtreedt; VERKLAART partij fabrikanten NIET-CNTVANKE- LIJK in haar vorderingen a. om vast te stellen, dat artikel V der onderlinge overeenkomst op partij Haghefilm van toepas sing is en blijft, zolang zij leveringen verricht voortspruitende uit het journaalcontract met de N.V. Eagle-Lion Filmmaat schappij van 17 November 1950 of uit een daarvoor in de plaats tredende overeenkomst, waarvan niet ten genoege van partij fabrikanten is aangetoond, dat zij niet in strijd is met de onderlinge overeenkomst; en b. om vast te stellen, dat de overeenkomst tussen partij Haghefilm en de N.V. Eagle-Lion Filmmaatschappij van 17 November 1950 niet rechtsgeldig is; VERKLAART partij fabrikanten NIET-ONTVANKE- LIJK in haar vordering partij Haghefilm te veroordelen tot betaling binnen een bepaalde termijn van de conform artikel V van de onderlinge overeenkomst verbeurde boete van 5.000,voor de levering op grond van het contract dd. 17 November 1950 aan de N.V. Eagle-Lion voor de week van 23 Februari tot 1 Maart en tot betaling van eenzelfde boete voor de levering in d'e weck van 2 tot 8 Maart en iedere volgende levering op grond van het contract; VERKLAART partij fabrikanten NIET-ONTVANKE- LIJK in haar vordering partij Haghefilm te veroordelen tot betaling aan partij fabrikanten van de conform artikel IV dei- onderlinge overeenkomst aan deze verschuldigde vergoedin gen wegens kosten gemaakt tot vaststelling van de overtre dingen van partij Haghefilm, respectievelijk de daarmede corresponderende boeteheffing de arbitragekosten daarbij inbegrepen alles op te maken bij staat en in geval van ge schil bij wege van arbitrage vast te stellen; VERKLAART partij fabrikanten NIET-ONTVANKE- LIJK in haar vordering tot opening van boeken in geval een nieuwe overeenkomst tussen partij Haghefilm en Eagle-Lion Filmmaatschappij tot stand komt; VEROORDEELT partij fabrikanten voor 6/7 en partij Haghefilm voor 1/7 tot betaling van de geschilkosten in beide instanties in totaal bedragende ƒ910,(negenhonderd en tien gulden), zodat het aandeel van partij fabrikanten f 780,(zevenhonderd en tachtig gulden) bedraagt en het aandeel van partij Haghefilm 130,(honderd en dertig gulden). Aldus gewezen te Amsterdam op 26 November 1951. o Inzake: N.V. FILMFABRIEK PROFILTI, gevestigd te 's-Gra- venhage en kantoorhoudende aldaar aan de Boslaan 3, oor spronkelijk eiseres, verder te noemen partij Profilti, contra N.V. HAGHEFILM, gevestigd te 's-Gravenhage en kan- loorhoudende aldaar aan de Waldorpstraat 8, oorspronkelijk gedaagde,-verder te noemen partij Haghefilm; De Raad van Beroep (Tweede Kamer) van de Nederland'- sche Bioscoop-Bond, ingevolge de Statuten en het Arbitrage- Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbi trage-college voor de beslechting van geschillen in tweede en hoogste instantie tussen leden van de Nederlandsche Bio scoop-Bond'; IN AANMERKING NEMENDE: het vonnis in eerste aanleg van de Commissie van Ge-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1951 | | pagina 90