39
benevens een kwitantie voor dat zij in de veronder
stelling verkeerde, dat het restant bedrag ad later
zou komen, maar dat eiser zich desgevraagd op het standpunt
stelde, dat een prijs van was afgemaakt, omdat hij
anders de stoelen niet had gekocht; dat hierover nogal wat
ongenoegen ontstaan is met als resultaat, dat eiser een 16 mm
opname-camera, die hij reeds eerder voor aan ge
daagde had willen verkopen, aanbood om het verschil in de
koopprijs en het voor de stoelen betaalde bedrag aan te zui
veren; dat zij van oordeel is, dat eiser hiermede zijn schuld
reeds heeft erkend; dat zij, redenerende, dat zij meer had aan
een half ei dan aan een lege dop, de camera indertijd heeft
geaccepteerd, omdat zij anders van de resterende
helemaal nooit meer iets zou zien, dat zij, toen destijds op
basis van een bedrag van over de verkoop van de
stoelen werd gesproken, nog gezegd heeft, dat zodra zij te
zijner tijd ook nieuwe logestoelen zou kopen, eiser de oude
stoelen, die evenals het overige meubilair nog in prima con
ditie verkeerden, cadeau zou krijgen; dat deze belofte echter
na de onaangenaamheden, die zich later voordeden, vanzelf
sprekend niet meer geldig was; dat eiser hierop echter later
is teruggekomen; dat zij hem toen ondanks alles wat er in
tussen was voorgevallen schriftelijk geantwoord heeft, dat zij
bereid' was haar woord gestand te doen, zodra zij nieuwe
logestoelen zou kunnen krijgen; dat dit, zoals uit de overge
legde correspondentie blijkt, in Juni 1946 gebeurde; dat er
destijds echter geen bioscoopstoelen te krijgen waren; dat zij
er thans wel zijn, maar dat gedaagde nu geen geld heeft om
dergelijke uitgaven te doen; dat hier dus sprake is van een
geschenk, dat zij te zijner tijd alsnog bereid is te geven, hoe
wel het, gezien de houding van eiser, zeker begrijpelijk zou
zijn, indien zij haar belofte introk;
dat de Voorzitter der Commissie gevraagd heeft, of hij
uit de woorden van mevrouw Snethlage moet opmaken, dat
gedaagde zich op het standpunt stelt, dat de 20 logestoelen,
die eiser te zijner tijd zou krijgen, als een cadeau moeten
worden beschouwd en dus niets uitstaande hebben met de
transactie in zake de 300 andere stoelen, die destijds tussen
partijen tot stand is gekomen;
dat mevrouw Snethlage namens gedaagde dit bevestigd
heeft en voorts in hoofdzaak verklaard heeft, dat er ten tijde
van de verkoop der oude stoelen nog geen sprake was van de
vervanging der logestoelen; dat, indien dït echter te zijner
tijd zou gebeuren, zij de vrijgekomen logestoelen aan eiser
cadeau wilde doen; dat de vraagprijs van destijds
zeker niet te hoog was, omdat de stoelen nog in prima staat
verkeerden; dat dit wel blijkt uit het feit, dat een gedeelte
van de stoelen van hetzelfde model, dat destijds niet is ver
kocht, thans nog in gebruik is en er nog prima uitziet; dat zij
nog steeds van plan is te zijner tijd haar logestoelen te ver
nieuwen, maar dat het op het ogenblik zeker geen tijd voor
een dergelijke luxe is;
dat eiser in hoofdzaak verklaard heeft, dat het standpunt,
dat door gedaagde wordt gehuldigd, voor hem geheel nieuw
is; dat er destijds inderdaad tussen hem en gedaagde diverse
transacties tot stand gekomen zijn, waarvan de kwestie der
stoelen er één was;
dat de Voorzitter der Commissie de vraag gesteld heeft.
of de stoelentransactie als een op zich zelf staand geval kan
worden beschouwd;
dat eiser hierop ontkennend heeft geantwoord en voorts
in hoofdzaak heeft verklaard, dat hij destijds verschillende
apparaten alsmede de onderhavige stoelen gelijktijdig van ge
daagde heeft gekocht; dat hem van cadeaugeven niets be
kend is; dat hij wél weet, dat hij voor de 16 mm camera is
nagelopen, omdat de zoon van mevrouw Snethlage deze ca
mera zo graag wilde hebben; dat hij het apparaat dan ook
uiteindelijk op de koop toegegeven heeft; dat, toen overeen
stemming was bereikt over de verkoop van de logestoelen
die thans in het geding zijn, hem gevraagd werd', of gedaag
de deze nog een poosje in gebruik mocht houden; dat hij
hiermede accoord is gegaan; dat de overige stoelen van het
zogenaamde Weense type zijn, dat wil zeggen houten klap-
stoelen met zware ijzeren poten, die practisch nooit verslijten;
dat ten aanzien van de logestoelen dus het wachten alleen
was op het moment, dat gedaagde nieuwe stoelen zou kunnen
krijgen; dat dit inmiddels reeds lang had kunnen gebeuren;
dat, zelfs indien wordt aangenomen, dat er wel sprake zou
zijn geweest van een cadeau, gedaagde haar belofte intussen
reeds lang had kunnen inlossen, omdat het er, zoals uit de
correspondentie blijkt, enkel en alleen om gaat, dat er des
tijds geen nieuwe stoelen te koop waren;
dat mevrouw Snethlage namens gedaagde in hoofdzaak
heeft verklaard, dat eiser blijkbaar heel kort van memorie is;
dat hij indertijd na een tijdsverloop van enkele weken al niet
meer wist, dat een transactie werd gesloten voor een bedrag
van dat hij meende te kunnen volstaan met een be
taling van dat hij thans mededeelt, dat een aantal
technische apparaten tegelijk met de stoelen zou zijn ver
kocht, maar dat ook dit niet juist is; dat de transactie over de
technische apparaten namelijk veel eerder heeft plaatsgevon
den; dat zij zich herinnert, dat zij reeds in September 1941
nieuwe Philips apparaten had en dat dus daarvoor de oude
apparaten verkocht zijn voor een prijs van dat
pas in Augustus 1942 de kwestie der stoelen ter sprake is
gekomen;
dat de Voorzitter der Commissie de vraag heeft gesteld,
wanneer gedaagde van plan is nieuwe logestoelen aan te
schaffen;
dat mevrouw Snethlage namens gedaagde geantwoord
heeft, dat zij dit niet kan zeggen, en voorts in hoofdzaak ver
klaard heeft, dat de mogelijkheid om een dergelijke uitgave te
doen geheel van de omstandigheden afhangt; dat hier sprake
is van een cadeau, dat zij aan iemand wilde geven, en dat zij
dit zal doen op een moment dat haar het beste uitkomt;
dat de Voorzitter der Commissia gevraagd heeft, of par
tijen een mogelijkheid zien om d'e onderhavige moeilijkheden
in der minne te regelen;
dat eiser hierop in hoofdzaak verklaard heeft, dat hij steeds
van mening was, dat het hier een eenvoudige zaak betrof,
maar dat het na alles wat mevrouw Snethlage naar voren
gebracht heeft een tamelijk ingewikkelde geschiedenis ge
worden is;
dat mevrouw Snethlage namens gedaagde het voorstel heeft
geopperd, dat eiser de 16 mm camera, die hij haar destijds
heeft aangewreven, terugneemt, haar een bedrag van
betaalt dat zij destijds te kort heeft ontvangen en dat zij ver
volgens de logestoelen aan eiser afstaat;
dat eiser te kennen heeft gegeven op dit voorstel uiteraard
niet te kunnen ingaan;
dat de Voorzitter der Commissie gevraagd heeft, waarom
gedaagde, toen zij destijds naar haar mening te
weinig ontving, geen geschil aanhangig heeft gemaakt;
dat mevrouw Snethlage namens gedaagde medegedeeld
heeft, dat eiser haar indertijd bezworen heeft geen geld te
hebben om meer te betalen en dat zij toen haar hart heeft
laten spreken en de zaak maar heeft laten rusten;
dat de Voorzitter der Commissie te kennen heeft gegeven,
d'at de Commissie hieruit slechts kan concluderen, dat de
kwestie der stoelen destijds is afgedaan; dat dus nog het
twistpunt resteert, dat gedaagde beweert de logestoelen inder
tijd als cadeau aan eiser te heben toegezegd en dat laatst
genoemde zich op het standpunt stelt, dat er geen sprake was
van een cadeau, maar dat de logestoelen een onderdeel van
de transactie vormden; dat blijkens de stukken hierover van
1946 af gecorrespondeerd is; dat uit de correspondentie blijkt,
dat ged'aagde de belofte aan eiser zou inlossen, zodra zij er in
zou slagen voor een redelijke prijs nieuwe stoelen aan te
schaffen; dat volgens eiser deze mogelijkheid thans aan
wezig is;
dat het Commissielid de heer L. L. Lioni er op gewezen
heeft, dat eiser op 30 Mei 1949 geschreven heeft, dat hij de
stoelen in 1943 heeft gekocht, terwijl firmante van gedaagde
over 1942 heeft gesproken;