UITSPRAKEN COMMISSIE VAN GESCHILLEN
33
van Geschillen is, dat deze min of meer voorbij is gegaan
aan het door haar gestelde, dat de betrokken opnamen
namelijk opnamen van gebeurtenissen in het buitenland waar
bij een Nederlands belang betrokken is, als een bezoek van
de Koningin, wedstrijden van het Nederlands elftal en derge
lijke als zijnde buitenlands nieuws in het wereldnieuws
thuis horen, en deze opnamen niet aan het Polygoon wereld
nieuws door geïntimeerde onthouden mogen worden door zr
in het Nederlands nieuws te brengen, waarbij appellante ten
bewijze heeft aangevoerd, dat de betrokken opnamen in een
ander buitenlands journaal, bijvoorbeeld „De wereld van
week tot week" wel voorkomen;
dat de Raad echter de stelling van appellante niet kan
onderschrijven en de Commissie van Geschillen geheel in
haar overwegingen kan volgen, die het kernpunt van deze
zaak raken;
dat het immers hier er niet om gaat, welke opnamen in een
wereldnieuws thuis horen, doch om wat appellante heeft
geconstateerd, aangezien het de verhuurder van het journaal
volkomen vrij stond zelf het karakter van het door hem
uitgebrachte journaal te bepalen;
dat nu appellante het Polygoon wereldnieuws, een journaal
waarvan in het bedrijf bekend is, dat het wordt geleverd in
een samenstelling zoals appellante die ontving, heeft afge
sloten zonder een speciaal beding met betrekking tot het
door haar gewenste nieuws, zij kon weten een wereldnieuws
geleverd te krijgen in de gebruikelijke samenstelling;
dat dus een levering van het Polygoon wereldnieuws zon
der dergelijke opnamen appellante nimmer een grond tot het
instellen van een vordering kan verschaffen, en het daarbij
onverschillig is, of andere wereldjournaals, die appellante
nu eenmaal niet heeft afgesloten, soortgelijke opnamen wel
brengen;
dat op grond van het vorenstaande het vonnis van de
Commissie van Geschillen moet worden bevestigd en appel
lante moet worden veroordeeld tot betaling van de arbitrage-
kosten in beide instanties, welke in tweede instantie worden
begroot op ƒ50,—, zodat deze 100,— in totaal komen te
bedragen;
RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP ALS GOEDE
MANNEN NAAR BILLIJKHEID:
BEVESTIGT het vonnis van de Commissie van Geschil
len, waarvan beroep;
VEROORDEELT appellante tot betaling van de geschil-
kosten in beide instanties, in totaal bedragende 100,
(honderd gulden).
Aldus gewezen te Amsterdam op
Dinsdag 4 Maart 1952.
De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (EERSTE KA
MER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft de vol
gende arbitrale vonnissen gewezen:
In zake:
NV. KINOTECHNIEK. gevestigd te Amsterdam en
kantoorhoudendc aldaar aan de Prinsengracht 530, eiseres,
contra
FIRMA TRIOFILM, gevestigd te Amsterdam en kan-
toorhoudende aldaar aan de Vondelstraat 72, gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het
Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen
nis arbitragecollegc voor de beslechting onder meer van
geschillen tussen leden van de Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request d.d. 29 December 1951 een geschil
contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request
een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd
wordt als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar
zitting, gehouden op Woensdag 16 Januari 1952 op het
Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, Jan Luyken-
straat 2 te Amsterdam;
dat aldaar zijn verschenen de heren O. P. Besseling, direc
teur van eiseres, en Joh. de Haas, firmant van gedaagde;
dat de heer Joh. de Haas, namens gedaagde, in hoofdzaak
heeft verklaard, dat gedaagde de ingestelde vordering niet
betwist, maar wegens technische moeilijkheden waarvoor
eiseres mede verantwoordelijk is, niet in staat is het ver
schuldigde bedrag onmiddellijk te voldoen; dat eiseres ge
daagde in 1949 een kostbare copiëermachine heeft geleverd,
die echter na enige tijd niet naar behoren bleek te func-
tionneeren; dat ondanks alle pogingen die door eiseres zijn
gedaan het euvel nog steeds niet is verholpen, waardoor ge
daagde niet in staat is regelmatig te produceren; dat zij hier
door grote schade lijdt en zich derhalve op het standpunt
heeft gesteld eiseresses vordering eerst te zullen betalen
nadat de onderhavige technische fout zal zijn verholpen
en zij haar productie kan hervatten;
dat de heer O. P. Besseling, namens eiseres, in hoofdzaak
heeft verklaard, dat eiseres de copiëermachine waarvan
sprake is onder fabrieksgarantie heeft geleverd; dat zij hoe
wel dus onverplicht al het mogelijke heeft gedaan de vol
gens gedaagde in de machine aanwezige fout op te sporen;
dat echter tot dusverre het gewenste resultaat niet is be
reikt; dat zij overigens alle verantwoordelijkheid voor deze
onaangename kwestie van de hand moet wijzen; dat voorts
de leveranties waarop dit geschil betrekking heeft geheel
los staan van bovenbedoelde aangelegenheid, zodat de
betaling van het gevorderde bedrag niet afhankelijk kan
worden gesteld van het herstel der copiëermachine; dat
eiseres derhalve haar vordering onverminderd moet hand
haven; dat zij evenwel bereid is een soepele betalingsrege
ling te accepteren en wel zodanig, dat te beginnen op 16
Februari 1952 maandelijks wordt afgelost, totdat
de gehele schuld ad zal zijn voldaan; dat eiseres
tevens bereid is de gevorderde rentevergoeding te verla
gen van tot
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bio
scoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en
artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Neder
landsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden onder
ling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onder
worpen aan de Bondsarbitrage, zoals die geregeld is in dat
Arbitrage-Reglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het
onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak
te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn
voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder
landsche Bioscoop-Bond;
dat gedaagde de door eiseres ingestelde vordering niet
betwist maar de betaling van het verschuldigde bedrag
wenst op te schorten totdat de reeds in 1949 door eiseres
geleverde titelmachine naar behoren zal functionneren;
dat indien gedaagde van oordeel is, dat zij eiseres aan
sprakelijk kan stellen voor het niet naar behoren function
neren van een door haar geleverde machine, waardoor grote
schade is respectievelijk wordt geleden, ter zake een tegen-
vordering zou kunnen worden ingesteld, maar dat het niet
mogelijk is het een met het ander te compenseren;
dat hier immers sprake is van twee geheel op zichzelf
staande leveranties, waartussen geen enkel causaal verband
bestaat;