GEWIJZIGD ALGEMEEN BEDRIJFSREGLEMENT tot een wijziging van het betrokken artikel heeft geleid. Het feit echter, dat de gemeenten geen extra ver- mindering van inkomsten meer behoeven te onder gaan bij een eventuele verlaging van de tarieven der vermakelijkheidsbelasting, heeft de bioscoop exploitanten aanleiding geven de kwestie opnieuw te gaan aansnijden. Zonder twijfel achten zij de tijd aangebroken om, natuurlijk gerugsteund door de Bioscoop-Bond, met kracht op verlaging der tegenwoordige tarieven aan te dringen. En hierbij bedient men zich met frisse moed van het middel der bioscoopsluitingen, alsof er nooit een bespre king dienaangaande op het departement heeft plaats gevonden. Dit mag toch inderdaad een eigenaardige gang van zaken worden genoemd. In verscheidene gemeenten zijn ten gevolge van deze actie de tarieven voor bioscoopvoorstellingen weer tot het voormalige percentage van 20 terug gebracht. Onder Koninklijke goedkeuring en dus met instemming van de minister van Binnenlandse Zaken. De meeste gemeenten houden echter tot dusverre nog het been stijf, zeer waarschijnlük louter op grond van budgetaire overwegingen. En misschien ook uit een oogpunt van gemeentelijke solidariteit. Maar stellig niet omdat zij een zo scherpe discri minatie van het bioscoopvermaak (voetbalwedstrij den, revues en operettes: 20%, bioscoopvoorstel lingen 35 met de hand op het hart kunnen ver dedigen. Indien men zich afvraagt of de gemeen ten, zouden zij hierin geheel zijn vrijgelaten, uit eigen beweging tot een zo zware en betrekkelijk eenzijdige verhoging van belasting zouden hebben besloten, dan zal de eerlijkheid toch wel gebieden deze vraag in ontkennende zin te beantwoorden. Wanneer wij nu de gehele toestand op het ge bied der vermakelijkheidsbelasting op de bioscoop voorstellingen, zoals deze zich heeft ontwikkeld, nog eens in het kort samenvatten, dan blijkt: a. dat de regering de gemeenten practisch ge sproken heeft gedwongen een niet door haar be geerd uniform tarief van 35 %/45 als belasting op deze voorstellingen in te voeren; b. dat de regering de daartegen geuite protes ten van de Bioscoop-Bond blijkbaar (in nimmer gepubliceerde besprekingen) heeft weten te be zweren; c. dat van de dwangmaatregelen, waarmede de minister destijds aan zijn uitnodiging kracht heeft bijgezet, alleen het financiële dwangmiddel zijn gel digheid heeft verloren; d. dat een, op sommige punten reeds met succes bekroonde actie van de bioscoopexploitanten is ontketend, met gebruikmaking in sommige gevallen van hetzelfde dwangmiddel, te weten de bioscoop sluiting, waartegen de regering indertijd met zoveel succes is opgetreden. De Commissie Beroep Nieuwe Zaken heeft in haar op 24 November gehouden zitting behandeld het volgende hoger beroep ingediend door: de CV ,,Adex" Amsterdamse Theater Exploi taties tegen de beslissing van de Commissie Nieuwe Zaken dd. 9 October 1952, waarbij ge noemde vennootschap de toestemming tot het ex ploiteren van een permanente bioscoop-A in de Apollohal te Amsterdam werd geweigerd. De be roepcommissie vernietigde de beslissing en besloot aan de CV Adex de gevraagde toestemming te verlenen, zulks onder bepaalde voorwaarden. AANMELDING LIDMAATSCHAP Voor het lidmaatschap heeft zich aangemeld: de CV. Adex te Amsterdam voor de exploitatie van een permanente bioscoop-A aldaar. Nu moet worden vooropgesteld dat de gemeen ten niets liever doen dan in volle vrijheid over de tarieven van een door haar op te leggen vermake lijkheidsbelasting te beslissen, een neiging, die overigens al dateert van vóór 1947. Zouden zij thans die vrijheid hebben herkregen, de reeds plaats gevonden tariefsverlagingen geven een aanduiding in deze richting, dan is dit op zichzelf verheugend, doch dan blijft er nog veel onbevredigends in deze gehele situatie. De vraag dringt zich toch terecht naar voren of de regering haar aanvankelijke ge dachte, de vermakelijkheidsbelasting tot een rijker vloeiende bron van inkomsten voor de gemeenschap te maken, al dan niet nog handhaaft. Heeft zij dit denkbeeld inderdaad geheel prijsgegeven, waarvan het alle schijn heeft, zou het dan niet eleganter zijn geweest de gemeenten van dit veranderde gevoelen in kennis te stellen? Of moet zijdelings, uit het wegvallen van de kortingsregeling uit de noodvoor- ziening gemeentefinanciën, misschien worden opge maakt dat er geen bepaalde regeringspolitiek meer op het stuk der vermakelijkheidsbelasting bestaat? Die gedachtensprong is inderdaad gewaagd. Deze aangelegenheid is destijds opzettelijk in de rijkssfeer getrokken. Het resultaat daarvan is dat de gemeenten met een tarief zitten opgescheept, dat zij zelf niet hebben gewenst en dat zij nu, gelet op het nog aldoor stijgende uitgavenpeil veelal niet of hoogstbezwaarlijk kunnen afschaffen. Zou nu, gezien deze gehele ontwikkeling, een algemeen landelijke liquidatie van deze aangelegenheid niet de voorkeur verdienen? Het wachten is nu op de laatste, naar wij hopen, verlossende circulaire." 10

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1952 | | pagina 11