WIJZIGINGEN NAAM- EN ADRESLIJST
(Zie ook onder Gewijzigd Algemeen Bedrijf sregle-
ment)
(Opgave nr. 6)
Pag. 3: Afdelingsraad.
Schrappen: A. P. du Mée Sr., Amster
dam (A). aftr. 1954.
Toevoegen: W. F. Dubbeldeman, Am
sterdam (A), aftr. 1954.
Pag. 4: Afdeling Amsterdam.
Schrappen: A. P. du Mée, Vice-Voor
zitter, aftr. 1954.
Pag. 15: Amsterdam Rialto Theater.
Schrapper.: A. P. du Mée, directeur.
Toevoegen: A. P. C. Th. du Mée, direc
teur.
Pag. 23: Doorn, Marine Kamp.
Schrappen: Firma Gebrs. W. J. F. en
N. F. van Ewijk etc.
Toevoegen: C. J. Jelles, Meenkselaan 20,
Driebergen. (Zie ook onder Drieber
gen).
Pag. 36: Kaatsheuvel, Apollo.
Toevoegen: A. van Amelsfoort, leider.
Pag. 42: Monster. Odeon.
Toevoegen: J. Apon, Havenkade 23,
's-Gravenhage, tel. 551977, K 1700
(district s-Gravenhage).
Pag. 60: Zundert, Luxor.
Toevoegen: Corr.-adres: Ginnekenstraat
128, Breda. tel. 9535, K 1600 (district
Breda)
UITSPRAKEN COMMISSIE VAN GESCHILLEN
2L
De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (EERSTE
KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het
volgende arbitrale vonnis gewezen:
In zake:
STICHTING ONDERLINGE STUDENTENSTEUN, ge
vestigd te Amsterdam en domicilie gekozen hebbende ten
kantore van Mr. K. E. Leoni in het Beursgebouw, Kamer 5,
aan het Damrak 62a. aldaar, verder te noemen partij-Krite-
rion, contra
J. TEDERS Jr., binnenhuisarchitect, wonende te Amster
dam en domicilie gekozen hebbende ten kantore van Mr.
C. H. Lind aan de Herengracht 420, aldaar, verder te noemen
partij-Teders.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond. volgens de Statuten en het
Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen
als arbitrage-college voor de beslechting onder andere van
geschillen tussen leden en donateurs van de Bond:
IN AANMERKING NEMENDE:
dat partij-Kriterion bij request d.d. 16 Maart 1951 een
geschil contra partij-Teders heeft aanhangig gemaakt, van
welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat
beschouwd wordt als hier te zijn ingelast;
dat partij-Teders bij schriftelijke conclusie d.d. 18 April
1951 de exceptie van onbevoegdheid van de Commissie van
Geschillen heeft opgeworpen;
dat de Commissie partijen heeft gehoord in haar zitting
van 16 Mei 1951 en op 30 Mei 1951 een voorlopig arbitraal
vonnis heeft gewezen, waarbij zij zich bevoegd heeft verklaard
van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uit
spraak te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vat
baar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, naar welk vonnis hier ver
wezen wordt;
dat partij-Teders daarop de Arrondissements-Rechtbank
te Amsterdam gevraagd heeft het vorenbedoeld voorlopig
arbitraal vonnis der Commissie van Geschillen nietig te ver
klaren en voorts te verklaren, dat de Commissie niet bevoegd
is kennis te nemen van en te berechten het tussen partijen
gerezen onderhavig geschil;
dat de Rechtbank voornoemd op 3 Juni 1952 in deze zaak
vonnis heeft gewezen en zich volledig heeft verenigd met de
zienswijze der Commissie van Geschillen, zoals die in het
voorlopig arbitraal vonnis tot uitdrukking is gebracht;
dat partij-Teders op 5 September 1952 een conclusie van
antwoord in conventie en van eis in reconventie bij de Com
missie van Geschillen heeft ingediend, van welk stuk een af
schrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als
hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar
zitting gehouden, op Woensdag 17 September 1952 ten kan
tore van de Nederlandsche Bioscoop-Bond aan de Jan Luy-
kenstraat 2 te Amsterdam;
dat aldaar verschenen zijn Mr. P. Meerburg, Mr. K. E.
Leoni, respectievelijk directeur en rechtskundig raadsman van
partij-Kriterion, alsmede Mr. C. H. Lind, rechtskundig raads
man en gemachtigde van partij-Teders;
dat Mr. Leoni namens partij-Kriterion in hoofdzaak heeft
verklaard:
Vóór het tot stand komen der overeenkomst heeft partij-
Kriterion de wens te kennen gegeven om de stoelen te kopen
en niet te huren. De heer Teders deelde toen mede, dat hij
de stoelen in geen enkel geval en aan niemand wilde ver
kopen en heeft aan partij-Kriterion een concept-overeenkomst
verstrekt, waaronder hij heeft getypt, hetgeen ongebruikelijk
en veelzeggend is, dat dit de overeenkomst was, „zoals die in
alle gevallen zal zijn".
Ten onrechte stelt tegenpartij thans, dat uit artikel 10 zou
blijken, dat partij-Kriterion, éénmaal eigenares van de stoelen
geworden, deze niet harerzijds zou kunnen vervreemden. De
enige voorwaarde voor deze vervreemding was, dat alsdan
de onderhoudsverplichting jegens de koper zou worden gesti
puleerd, hetgeen in de practijk geen moeilijkheden behoeft op
te leveren. Ieder theater moet rekening houden met de moge
lijkheid, dat men de inventaris moet vervangen voor deze ver
sleten is. Men houdt dan van de beginne af aan rekening
met de mogelijke restant-waarde en het spreekt vanzelf, dat
partij-Kriterion deze restant-waarde heeft gecalculeerd, uit
gaande van de huur en denkende, dat deze normaal was. De
heer Teders was voor partij-Kriterion geen willekeurige vreem
de, maar de architect, die destijds de geheele inrichting heeft
verzorgd. Men had dus geen reden om hem met bijzonder
wantrouwen tegemoet te treden.
De heer Teders erkent, dat hij de stoelen thans voor
te koop aanbiedt. Hij licht niet toe, hoe hij aan deze pijs
komt en laat dus in het midden, of de huur te hoog was, dan
wel de verkoopprijs te laag (een soort dumping) dan wel
beide. Op pag. 3 van zijn conclusie laat hij zelfs uitdrukkelijk
in het midden, dat de huurprijs redelijk was, hetgeen toch wel
bedenkelijk is.
In ieder geval is duidelijk, dat er een divergentie bestaat
tussen de huurprijs en de koooprijs. In de inleidende brief
werd dezerzijds duidel'-k het alternatief gesteld, of de huur
prijs te hoog dan wel de verkoopsprijs onder een redelijk
peil lag en op deze vraag had tegenpartij dus moeten ingaan.
Drie stoelen zijn op verzoek van de heer Teders in de
herfst 1950 door partij-Kriterion afgestaan. Ten aanzien van