23
om partij-Kriterion nog tot een boete te veroordelen. Temeer,
omdat de heer Teders als architect in een zekere relatie tot
partij-Kriterion stond en mede verantwoordelijk is, dat men
niet aanstonds de thans gevolgde indeling, de enig bruikbare,
heeft gekozen;
dat de Voorzitter der Commissie daarop aan partij-Teders
gevraagd heeft, of er inderdaad op de uitvinding der draai-
klapstoelen aan de heer Teders octrooi is verleend;
dat Mr. Lind namens partij-Teders bevestigend op deze
vraag heeft geantwoord en voorts in hoofdzaak heeft ver
klaard, dat het hem niet mogelijk is om onvoorbereid op al
hetgeen de tegenpartij thans naar voren heeft gebracht, in te
gaan, zeker niet voor wat het juridische gedeelte daarvan
betreft; dat hij zich inderdaad vergist in zijn conclusie van
antwoord in conventie, waar hij beweerd heeft, dat arbiters
volgens de wet rechtdoen; dat het geschil slechts is ontstaan,
omdat partij-Kriterion op een gegeven ogenblik de gehuurde
stoelen niet verder kon gebruiken; dat het niet aangaat de
onaangename gevolgen daarvan op partij-Teders af te schui
ven; dat thans door partij-Kriterion voor het eerst naar voren
is gebracht, dat de zaalindeling, die partij-Teders vlak na de
corlog heeft gemaakt, niet practisch zou zijn geweest; dat
bovendien niet mag worden vergeten, dat er in de eerste tijd
na de oorlog geroeid moest worden met de riemen, welke men
had; dat partij-Kriterion in 1948 het stoelenplan heeft veran^
derd en daarbij de gehuurde stoelen heeft verwijderd, maar
dat zij even goed de indeling der stoelen zodanig had kunnen
maken, dat de gehuurde stoelen opnieuw konden worden ge
plaatst; dat de noot onder het concept-contract, hetwelk
partij-Kriterion in het geding heeft gebracht, luidende: „Hier
boven een ontwerp-overeenkomst zoals die in alle gevallen
zal zijn" slechts hierop kan duiden, dat contracten over de
verhuur der stoelen zouden luiden als het concept aangeeft,
maar dat daaruit niet volgt, dat partij-Teders zich verbonden
zou hebben haar stoelen nimmer te verkopen; dat een ver-
koopsprijs van per stuk voor de onderhavige stoelen
niet als dumping kan worden bestempeld; dat de draaiklap-
stoelen uitsluitend bedoeld waren voor tijden van overvloedig
bioscoopbezoek en dat deze stoelen, nu de toeloop naar de
bioscopen sterk is verminderd, veel van hun waarde hebben
verloren; dat partij-Teders zelfs een zeer schappelijke prijs
voor haar nog resterende draaiklapstoelen moet vragen om
nog een kans op verkoop te hebben; dat partij-Kriterion van
de verkoop van deze soort stoelen aan derden, waartoe partij-
Teders volkomen gerechtigd was, geen nadeel heeft onder
vonden; dat het argument van partii-Kriterion, dat de bedon
gen huurprijs onredelijk was, geen steek houdt, omdat de
waarde van deze stoelen niet alleen bepaald wordt door de
vervaardigingskosten, maar door de uitvinding, waarvan de
huurder der stoelen profiteert; dat bij het vaststellen van de
huurprijs destijds een calculatie is gemaakt van de revenuen,
welke de stoelen zouden opleveren en daarbij is partij-Krite
rion ongetwijfeld gekomen op een bedrag van meer dan
per jaar, daar zij anders de overeenkomst niet zou
zijn aangegaan; dat partij-Teders onverplicht de huurprijs
eerst tot en later tot per jaar heeft verlaagd;
dat partij-Teders haar vordering heeft gebaseerd op een huur
prijs van per jaar, hoewel zij de contractuele huurpijs
van per jaar als grondslag had kunnen gebruiken; dat
de toelating van partij-Teders als donateur van de Nederland-
sche Bioscoop-Bond destijds afhankelijk is gesteld van de
vraag, of de door partij-Teders berekende prijzen redelijk
waren en dat partij-Teders, nadat zij de nodige inlichtingen
had verstrekt, tot het donateurschap is toegelaten, waarmede
dus van Bondswege was vastgesteld, dat die prijzen redelijk
waren; dat partij-Teders de draaiklapstoelen ook heeft ver
huurd aan het Theater De Uitkijk te Amsterdam, waar zij
nog steeds gebruikt worden en zonder dat er tussen de directie
van deze bioscoop en partij-Teders ooit moeilijkheden zijn
geweest; dat de bezwaren van partij-Kriterion tegen toepas
sing van artikel 12 der overeenkomst ongegrond zijn, aan
gezien partij-Teders volgens deze bepaling slechts vordert
90% van de over twee jaar verschuldigde huur (gereduceerd
tot per stoel per jaar), hoewel zij volledige betaling
van aile achterstallige huurpenningen had kunnen vorderen;
OVERWEGENDE:
dat partij-Kriterion lid en partij-Teders donateur is van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge artikel 32
der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement
met uitsluiting van de burgerlijke rechter aan de Bondsarbi
trage onderworpen zijn alle geschillen tussen leden en dona
teurs van de Bond;
dat derhalve de Commissie van Geschillen bevoegd is van
het onderhavig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak
te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn
voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder
landsche Bioscoop-Bond;
dat partij-Kriterion in gebreke is gebleven haar door partij-
Teders bestreden bewering als zou er tussen partijen zijn
overeengekomen dat partij-Teders haar draaiklapstoelen uit
sluitend zou verhuren en nimmer aan iemand zou verkopen
met bewijzen te staven;
dat dit bewijs ook niet geput kan worden uit hetgeen onder
het concept-contract is getypt en dat bovendien in de huur
overeenkomst, die op of omstreeks 1 November 1947 tussen
partijen is aangegaan, op dit punt niets is vermeld, al is het
■aannemelijk te achten, dat partij-Teders aanvankelijk geen
andere opzet heeft gehad' dan de draaiklapstoelen te verhuren,
welke opzet zij heeft moeten loslaten bij gebrek aan verhuur-
mogelijkheden; i I
dat uit het vorenstaande volgt, dat partij-Teders haar
draaiklapstoelen vrijelijk aan derden kon verkopen en dat zij
in dat geval niet verplicht was haar overeenkomst met partij-
Kriterion te wijzigen;
dat vaststaat, althans niet door partij-Kriterion is bestreden,
dat zij in 1948 vrijwillig tot wijziging van het stoelenplan in
Kriterion is overgegaan;
dat derhalve voor de gevolgen van deze wijziging van het
stoelenplan, namelijk de door de Brandweer geconditionneerde
verwijdering van de draaiklapstoelen, alleen partij-Kriterion
en niet partij-Teders aansprakelijk is, waarbij het niet ter zake
doet of het oorspronkelijke, door partij-Teders gemaakte
stoelenplan al of niet bevredigend was aangezien partij-Kri
terion destijds met dit stoelenplan is accoord gegaan en de
Brandweer aan dit plan, waarbij de plaatsing der draaiklap
stoelen was toegestaan, haar goedkeuring had gehecht;
dat wat de vraag betreft of de huurprijs die partijen vol
gens contract d.d. 1 November 1947 zijn overeengekomen,
al of niet redelijk is, in aanmerking moet worden genomen,
dat in die huurprijs een vergoeding voor het gebruik van de
uitvinding der draaiklapstoelen is verdisconteerd, zodat een
vergelijking met de prijs van gewone stoelen onmogelijk is;
dat de huurprijs bij vrije onderhandelingen tussen partijen
is bepaald en dat partij-Teders onverplicht deze prijs nadien
reeds tot heeft verlaagd en dat er derhalve voor de
Commissie geen reden bestaat deze prijs onredelijk te achten;
dat partij-Kriterion weliswaar de Beschikking Prijsstop d.d.
4 Juni 1945 in het geding heeft gebracht, doch niet heeft aan
getoond, dat de overeengekomen huurprijs niet door de over
heid is goedgekeurd, daargelaten dat partij-Kriterion bij het
aangaan der overeenkomst, als zij aan de redelijkheid van de
huurprijs twijfelde, zich toen daarvan had behoren te ver
gewissen;
dat het niet ter zake doet, tegen welke prijs partij-Teders
thans de draaiklapstoelen verkoopt, daar partij-Teders tegen
over partij-Kriterion geen enkele verplichting ten aanzien
van de aan derden in rekening te brengen verkoopsprijs is
aangegaan en het niet veer twijfel vatbaar is, dat prijs-
dumping van de zijde van partij-Teders uitgesloten is, daar
de naar verhouding van de vroegere huurprijs sterke daling
van de verkoopsprijs het gevolg is van de geringe vraag naar
draaiklapstoelen;