24
dat derhalve de vordering van partij-Kriterion ongegrond
moet worden geacht;
dat partij-Teders niet heeft weersproken, dat zij in de herfst
van 1950 reeds een drietal draaiklapstoelen. heeft terug
genomen;
dat overigens de eis in reconventie steunende op artikel
12 der tussen partijen aangegane huurovereenkomst gegrond
moet worden geacht en dat derhalve deze huurovereenkomst
ontbonden moet worden verklaard en partij-Kriterion moet
worden veroordeeld om aan partij-Teders te betalen 90
van 17 maal 2 maal ofwel fmet de rente volgens
de wet;
dat de arbitragekosten voor de behandeling der hoofdzaak
zijn bepaald op 50.en dat partij-Kriterion in deze kosten
moet worden veroordeeld, zijnde partij-Teders reeds volgens
het voorlopig arbitraal vonnis in zake de bevoegdheidskwestie
veroordeeld in de daarop drukkende arbitragekosten, even
eens bedragende 50.een en ander mot dien verstande,
dat partijen haar eigen kosten, van rechtskundige bijstand
hebben te dragen;
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR
BILLIJKHEID:
ONTZEGT aan partij-Kriterion haar vordering;
VERKLAART ONTBONDEN de op of omstreeks 1 No
vember 1947 tussen partijen aangegane huurovereenkomst be
treffende draaiklapstoelen;
VEROORDEELT partij-Kriterion om aan partij-Teders te
betalen een bedrag van met de rente volgens de wet;
VEROORDEELT partij-Teders in de kosten der arbi
trage over de exceptie van onbevoegdheid zoals reeds
in het voorlopig arbitraal vonnis gewezen op 30 Mei 1951 is
bepaald bedragende f 50.en partij-Kriterion :n de
overige arbitragekosten, eveneens bedragende 50.
VERSTAAT dar beide partijen haar eigen kosten van
rechtskundige bijstand dragen.
Aldus gewezen te Amsterdam op 17 September 1952.
-----O-----
In zake:
MEVROUW L. MEIJER-SCHIMMERLING, wonende te
Amsterdam aan de Apollolaan 123 en exploiterende het film
verhuurkantoor Victoria Film aldaar eiseres, contra
1. NAAMLOZE VENNOOTSCHAP FILMEX, gevestigd
te Amsterdam en kantoorhoudende aan de Joh. Vermeer
straat 19, aldaar;
2. NAAMLOZE VENNOOTSCHAP GOFILEX, gevestigd
te Leiden en kantoorhoudende aan de Steenschuur 17.
aldaar;
3. D. J. VAN LEEN, wonende te Wassenaar en exploi
terende het Filmverhuurkantoor Centrafilm aan de Nieuwe
Haven 33 te Dordrecht; gedaagden.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond. volgens de Statuten en het
Arbitrage-Reglement van. die Bond benoemd en aangewezen
als arbitrage-college voor de beslechting onder meer van ge
schillen tussen leden van de Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij reguest d.d. 19 April 1950 een geschil contra
gedaagden heeft aanhangig gemaakt, van welk reguest een
afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt
als hier te zijn ingelast:
dat gedaagden een verweerschrift gedateerd 25 April 1950
hebben ingezonden, waarvan een afschrift aan dit vonnis is
gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) op
28 April 1950 een voorlopig arbitraal vonnis heeft gewezen,
waarvan het dictum luidt:
..BEPAALT, dat eiseres voorlopig met de exploitatie der
film „Bel Ami" is belast;
GELAST GEDAAGDEN aan de Centrale Commissie
voor de Filmkeuring te 's-Gravenhage binnen veertien
dagen na ontvangst van dit voorlopig vonnis schriftelijk
te berichten, dat er hunnerzijds geen bezwaar tegen be
staat, dat aan eiseres nieuwe keuringskaarten voor de
film ,,Bel Ami" worden verstrekt, althans dat de film
ten name van. eiseres opnieuw wordt gekeurd;
GELAST EISERES de bruto ontvangsten met de exploi
tatie der voormelde film te behalen, verminderd met 25%
voor exploitatiekosten, te storten op de gewone rekening
van de Nederlandsche Bioscoop-Bond bij de Incasso-
Bank, hoofdkantoor te Amsterdam, en wel op de eerste
van elke maand de ontvangsten bereikt in de vooraf
gaande maand;
GELAST GEDAAGDEN binnen veertien dagen na dag
tekening dezes aan de Commissie en eiseres schriftelijk
kennis te geven: 1. of het Nederlandse Beheersinstituut
gecontroleerd heeft of de auteursrechten der film „Bel
Ami" onder zijn beheer vallen; 2. of dit Instituut al dan
niet het standpunt inneemt, dat de auteursrechten van
voormelde film onder zijn beheer vallen zo mogelijk on
der toevoeging van een afschrift van een schriftelijke ver
klaring van het Instituut);
GELAST EISERES, indien zij van gedaagden kennis
krijgt van het standpunt van het Beheersinstituut in
dien dit althans inhoudt, dat auteursrechten van de film
„Bel Ami" onder het beheer van het Insituut vallen
binnen acht dagen daarna aan de Commissie en de ge
daagden schriftelijk kennis te geven, of zij van de uit
spraak van het Beheersinstituut al dan niet in beroep zal
gaan bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad voor het
Rechtsherstel en zo zij beroep wenst aan te tekenen, dat
te doen uiterlijk binnen, twee weken na ontvangst van
voormelde kennisgeving van gedaagden nopens het stand
punt van het Beheersinstituut in zake de film „Bel Ami";
GELAST EISERES ten slotte de beslissing in beroep
van de Afdeling Rechtspraak van de Raad voor het
Rechtsherstel zo spoedig mogelijk, nadat die zal zijn
gewezen, in afschrift toe te zenden aan de Commissie en
aan gedaagden;"
dat gedaagden op 15 Mei 1950 aan de Centrale Commissie
voor de Filmkeuring schriftelijk hebben medegedeeld, dat zij
er geen bezwaar tegen hebben, dat genoemde Commissie aan
eiseres keuringskaarten voor de film „Bel Ami" verstrekt,
respectievelijk deze film opnieuw keurt;
dat gedaagden op 11 Mei 1950 aan de Commissie van
Geschillen hebben ingezonden een fotocopie van een brief
gedateerd 10 Mei 1950 van de directie van het Nederlandse
Beheersinstituut te 's-Gravenhage meldende: Ie. dat dit insti
tuut heeft gecontroleerd, of de auteursrechten van de film
„Bel Ami" onder zijn beheer vallen en 2e. dat het instituut
het standpunt inneemt, dat de auteursrechten van voormelde
film onder zijn beheer vallen;
dat Mr. N. W. de Grooth op 15 Mei 1950 namens eiseres
aan de Commissie schrifteli'k heeft bevestigd, dat eiseres in
appèl zal gaan van voormelde beslissing van het Beheers
instituut;
dat de Raad voor het Rechtsherstel^ Afdeling Rechtspraak,
Meervoudige Kamer te 's-Gravenhage op 10 April 1951 een
voorlopige beslissing heeft gewezen in het door eiseres op
13 Mei 1950 aanhangig gemaakt hoger beroep tegen, voor
melde beslissing van het Beheersinstituut, waarbij onder
andere is overwogen:
..Overwegende, dat het Nederlandse Beheersinstituut
het verzoek heeft bestreden op grond, dat de auteurs
rechten op de onderhavige film ten tijde van het in wer
king treden van, voormeld besluit toebehoorden aan een
vijandelijk onderdaan en mitsdien ingevolge artikel 3 van