26
dat gedaagden zich nog nader zullen beraden, of zij door
middel van een nieuw geschil schadevergoeding van. eiseres
zullen vorderen;
OVERWEGENDE:
dat alle partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1
van het Arbitrage-Bondsreglement van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden onderling met
uitsluiting van de burgerlijke rechter zij onderworpen aan
de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in het Arbitrage-
Reglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het
onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te
doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn
voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder
landsche Bioscoop-Bond;
dat de Raad voor het Rechtsherstel, Afdeling Rechtspraak
te 's-Gravenhage, zijnde ter zake ingevolge artikel 43 van het
Besluit Vijandelijk Vermogen (E 133) de hoogste rechter, op
2 April 1952 definitief heeft vastgesteld, dat de bezwaren
van eiseres tegen de beslissing van het Nederlandse Beheers-
instituut van 10 Mei 1950 inhoudende dat de auteursrech
ten van de film ,,Bel Ami" onder zijn beheer vallen on
gegrond zijn;
dat daaruit volgt, dat eiseresses aanspraken op de rechten
voor Nederland van de film „Bel Ami" ongegrond moeten
worden geacht;
dat mitsdien aan eiseres haar beide vorderingen als zijnde
ongegrond moeten worden ontzegd met hare veroordeling
in de geschilkosten, welke met het oog op de omvang van
het geschil zijn bepaald op 100.
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR
BILLIJKHEID;
ONTZEGT aan eiseres haar beide vorderingen;
VEROORDEELT eiseres in de arbitragekosten, bedra
gende 100.—.
Aldus gewezen te Amsterdam op 15 December 1952.
o
De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (TWEEDE
KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft de
volgende arbitrale vonnissen gewezen:
In zake:
L. TH. AARDENBURG, exploiterende het Scala Theater
te Medemblik en wonende aldaar aan de Nieuwstraat 62,
eiser, verder te noemen partij-Aardenburg, contra
NV. PARAMOUNT FILMS, gevestigd te Amsterdam en
kantoor houdende aldaar aan de Sarphatiestraat 48, gedaagde
en eiser in vrijwaring, verder te noemen partij-Paramount en
FIRMA JOS. HERBERICHS, firmanten Harry, Leo en
Maria Herberichs, exploiterende het Hollandia Theater te
Eijgelshoven en kantoor houdende te Kerkrade aan de Markt
53, gedaagde in vrijwaring, verder te noemen partij-Herbe-
richs.
De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het
Arbitragereglement van die Bond benoemd en aangewezen als
arbitragecollege voor de beslechting onder meer van geschil
len tussen leden van de Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat partij-Aardenburg bij request d.d. 6 Juni 1952 een
geschil contra partij-Paramount heeft aanhangig gemaakt, van
welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat
beschouwd wordt als hier te zijn ingelast;
dat partij-Paramount bij request d.d. 30 Juni 1952 gevor
derd heeft, dat partij-Herberichs haar zal vrijwaren voor de
gevolgen van de eventuele toewijzing van de vordering van
partij-Aardenburg, van welk request een afschrift aan dit von
nis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn inge
last;
dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zit
ting, gehouden op Woensdag 17 September 1952 op het
Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, Jan Luycken-
straat 2 te Amsterdam;
dat aldaar verschenen zijn partij-Aardenburg persoonlijk en
de heer A. van Staveren, gemachtigde van partij-Paramount;
dat partij-Herberichs niet is verschenen, doch telegrafisch
heeft medegedeeld door ziekte verhinderd te zijn;
dat de Commissie, waar partij-Herberichs geen uitstel van
behandeling heeft gevraagd, besloten heeft het geschil buiten
tegenwoordigheid van deze partij te behandelen;
dat de heer A. van Staveren namens partij-Paramount in
hoofdzaak heeft verklaard, dat partij-Paramount op 15 No
vember 1951 aan partij-Herberichs een zogenaamde doorzend
brief heeft gezonden met opdracht om de trailer ,,De onover-
winlijken" na afloop van de laatste voorstelling op 22 Novem
ber als expresgoed te verzenden aan het City Theater te
Lutjebroek; dat partij-Herberichs deze film echter als post
pakket naar dit theater heeft verbonden met het gevolg.dat
de film aldaar enige dagen te laat is aangekomen en de onder
nemer van het City Theater te Lutjebroek geweigerd heeft
het pakket in ontvangst te nemen, weshalve de Posterijen het
aan partij-Herberichs hebben teruggezonden; dat partij-Para
mount, toen zij hiervan bericht van de ondernemer van het
City Theater te Lutjebroek kreeg, onmiddellijk telefonisch
aan partij-Herberichs heeft opgedragen, zodra zij de trailer
weer zou hebben terugontvangen, deze film door te zenden
aan patrij-Aardenburg; dat partij-Paramount bovendien op
27 November 1952 een tweede doorzendbrief aan partij-
Herberichs heeft gezonden bevattende de opdracht om de
trailer als expresgoed te zenden naar partij-Aardenburg; dat
partij-Herberichs echter ook dit maal de film niet per spoor
als expresgoed, doch per post als postpakket heeft verzonden,
zodat de film in Medemblik in plaats van op Vrijdag, 30
November 1951 (de dag waaron zij vertoond moest worden)
op Dinsdag, 4 December aankwam; dat de vordering van
partij-Aardenburg gegrond en het bedrag der schadevergoe
ding niet onredelijk is, maar dat partij-Herberichs, aan wie
de schade te wijten is, de schade zal moeten vergoeden;
dat partij-Aarrienburg in hoofdzaak heeft verklaard, dat zij
bij haar vordering persisteert;
OVERWEGENDE:
dat de drie partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond en dat ingevolae artikel 32 der Statuten en artikel 1
van het Arbitragereglement van de Nederlandsche Bioscoop-
Bcnd alle geschillen tussen leden onderling met uitsluiting
van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bonds
arbitrage, zoals die is geregeld in dat Arbitragereglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het
onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te
doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor
hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond;
dat ingevolge artikel 23 der Algemene Voorwaarden van
Verhuur en Huur van Films van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond de verzending van al het in deze voorwaarden bedoelde
materiaal (zijnde filmrollen, reclamemateriaal enz.) zowel
door de verhuurder als de huurder steeds per spoor als
expesgoed moet geschieden, tenzij uitdrukkelijk anders is
overeengekomen;
dat van een afwijkende overeenkomst met betrekking tot
de verzendingswijze in het onderhavig geval niets is gebleken
en dat partij-Herberichs zich daarop ook niet beroept;
dat partij-Herberichs weliswaar door ziekte verhinderd was
voor de Commissie te verschijnen, maar dat uit de stukken
blijkt, dat nartij-Herberichs het standpunt inneemt, dat de te
late aankomst van de trailer in Medenblik geweten moet
worden aan de weigering van de ondernemer van de City
Bioscoop te Lutjebroek om de trailer in ontvangst te nemen;