30 indien deze film niet twee weken zou kunnen lopen, in plaat, van de tweede week de film „Across the wide Missouri" zou inzetten; dat geïntimeerde een prolongatie bij 70% bezetting gedurende het week-end voorstelde; dat de heer Moses dit voorstel echter niet accepteerde; dat wat be treft de reactie van geïntimeerde op de datumbevestiging van appellante dd. 15 Mei zij opgemerkt, dat enige tijd daarna op de beurs een onderhoud tussen de heren Wolff en Johan- nes plaats vond; dat bij het telefoongesprek dat spreker met de heer Paternotte heeft gehad, nadat deze met de heer Moses over de 5 punten had gesproken, in het geheel niet duidelijk naar voren is gekomen, dat de beslissing over de prolongatie bij appellante zou zijn doch dat de heer Moses de zaak soepel zou behandelen; dat door de heer Paternotte alles is gezegd dat de heer Moses met de punten 1, 2, 3 en 5 accoord was en dat punt 4 moest vervallen, in plaats waarvan over prolongatie naar redelijkheid zou worden be slist; dat indien gezegd was dat de beslissing bij de heer Moses was, spreker meteen had kunnen zeggen dat het voor stel niet werd geaccepteerd en dat hij niet eerst met de heer Wolff overleg had behoeven te plegen; dat geïntimeerde een beslissing uitsluitend van appellante niet redelijk achtte; dat partijen het uiteindelijk over een integrerend deel van de overeenkomst namelijk de prolongatie niet eens zijn geworden, zodat de gehele overeenkomst er niet is; dat geïn timeerde echter na het telefoongesprek tussen spreker en de heer Paternotte over de verschillende punten, in de veronder stelling verkeerde dat partijen het eens waren en hij op een bevestiging van appellante van de overeenkomst wachtte; dat de heer Johannes desgevraagd na de datumbevestiging van 15 Mei aan de heer Wolff een speciale regeling ten aanzien van de film „Showboat" toegaf en sprak over een mede reservering van de film Across the wide Missouri" voor de tweede week; dat onderstreept zij dat geïntimeerde nooit een prolongatieverplichting aangaat, doch voor de film „Showboat" een uitzondering wilde maken op 70 basis, hetgeen de heer Moses niet wilde, en deze naar redelijkheid wilde beslissen; dat hierbij zij opgemerkt, dat het zeer twijfel achtig is of er van de zijde van appellante redelijkheid voor zit; dat appellante het te gevaarlijk achtte om een beslissing over de redelijkheid uiteindelijk op een uitspraak van de arbi trage te laten aankomen, omdat de beslissing van de arbitrage te laat komt; dat geïntimeerde ten aanzien van prolongatie altijd meer dan redelijk is; dat geïntimeerde met de gehele regeling van de film „Showboat" accoord was, mits de prolongatie van deze film tot zijn beoordeling stond; dat ech ter uit de correspondentie van appellante vanaf 19 Juni bleek dat deze alleen over de prolongatie wilde beslisssen; dat de kwestie van de twee weken „Showboat" berustte op de verkooppolitiek van appellante, maar dat deze hiermede geïn timeerde wat ter wille wilde zijn om tot een oplossing te kunnen komen; dat geïntimeerde geen bezwaar had tegen een beslissing naar redelijkheid, mits deze niet bij appellante zou liggen; dat desgevraagd zij opgemerkt, dat de film „Showboat" op grond van het memorandum geweigerd was in verband waarmede geïntimeerdes afnameverplichting met twee weken was verminderd, dat de verdere besprekingen over deze film buiten de overeenkomst waren; dat door geïn timeerde volgens het memorandum bij appellante 26 films waren afgesloten, wejke films zij aanvankelijk niet had gezien; dat spreker van hetgeen tussen de heren Wolff en Paternotte tijdens zijn ziekte is besproken verslag heeft gehad; dat hij zo weet wat over de film „King Solomon's Mines" is be sproken; dat deze film in het memorandum is uitgezonderd; dat geïntimeerde op het standpunt stond dat hoewel appellante juridisch niet verplicht kon worden deze film te leveren, hij er toch een moreel recht op had; dat appellante dit morele recht naast zich neerlegde, waarop geïntimeerde geen reden meer zag om tot een vergelijk te komen, weshalve hij ook niet meer is ingegaan op een beslissing van een neutrale derde over de prolongatie; dat desgevraagd zij verklaart, dat het wel mogelijk is, dat er wel eens meer films geboekt wor den terwijl het contract er nog niet is, doch dat de contracten altijd komen; dat geïntimeerde alle films die zij definitief af sluit eerst gezien heeft; dat er geen verschil van mening be stond over het feit dat de film ,,An American in Paris" twee weken moest draaien; dat dit was in het raam van het memorandum, maar dat de film „Showboat" er buiten viel; dat geïntimeerde op de datumbevestiging niet direct schriftelijk gereageerd heeft, omdat hij een bevestiging van de zijde van appellante verwachtte; dat toen deze niet kwam, zoals anders te doen gebruikelijk was, geïntimeerde zelf is gaan schrijven en wel op 18 Juni; dat echter voordien de bespreking met de heer Johannes op de beurs had plaats gevonden; dat geïnti meerde van mening was dat de zaak in orde was volgens zijn interpretatie; dat wat betreft het feit dat spreker zich de gegeven data niet meer zou herinneren, zij opgemerkt, dat op de dag dat spreker met vacantie ging, zijnde 10 Mei, hij s avonds door de heer Paternotte is opgebeld; dat hij des gevraagd door deze heeft gezegd niets van de data af te weten en al met vacantie te zijn, terwijl hij heeft geadviseerd de heer Wolff te bellen en verder met hem de zaak te be handelen; dat de heer Wolff altijd de opvatting heeft gehad dat de beslissing naar redelijkheid van geïntimeerde zou zijn; dat nooit naar voren is gebracht dat het ter beoordeling van appellante was, aangezien de heer Wolff dan de regeling meteen geweigerd zou hebben; dat geïntimeerde geen belang bij het vertonen van de films „Showboat" en „Summer Stock" had en zij alleen om appellante ter wille te zijn bereid was om aan een compromis mede te werken; dat geïn timeerde de film „An American in Paris" plotseling liever in Juni wilde brengen, was omdat de film „Showboat" al zo oud was en van een vertoning van eerstgenoemde film in Juni meer verwacht werd; dat Mr. R. H. Dijkstra namens appellante in hoofdzaak heeft verklaard dat door geen der partijen bestreden wordt dat er een overeenkomst was; dat het geschil er slechts om gaat wat de overeenkomst inhoudt; dat het geschil gaat over de kwestie van de prolongatie; dat geïntimeerde op het stand punt staat dat hij hierover beslist; dat appellante dit be strijdt, waarbij spreker aantekent dat appellante het eerse voorstel van geïntimeerde van prolongatie bij 70% bezetting ook al had afgewezen, zodat het logisch is dat ten beslissing aan de zijde van de exploitant eveneens door appellante werd geweigerd; dat partijen het over de voorgeschiedenis eens zijn; dat appellante ten aanzien van de film „Summer Stock" een fout heeft begaan, op grond waarvan geïntimeerde de film niet meer behoefde te vertonen; dat deze van de omissie ook inderdaad gebruik heeft gemaakt de film af te wijzen, doch daarbij in zijn brief van 18 April schreef dat hij hoopte tot een vriendschappelijke oplossing te kunnen komen; dat de heer Moses zich op de eerstvolgende Filmbeurs tot de heer Wolff heeft gewend, bij welke gelegenheid de heer Wolff desondanks mededeelde de film niet te zullen ver tonen; dat de heer Moses later op 30 April de heer Paternotte naar Utrecht heeft doen gaan, bij welke gelegenheid men tot een bepaald voorstel is gekomen, hetwelk de heer Paternotte als volgt in zijn memorandum heeft genoteerd: 1. „Summer Stock" wel in City; 2. Palace krijgt één film meer later heeft Palace namelijk een paar films gekregen; in het oor spronkelijke memorandum was dit theater uitgesloten 3. Afwijzing acht films blijft bestaan; 4. „Showboat" twee weken; indien eerste week beneden 70% dan tweede week „Across the wide Missouri"; 5. Als data 13 tot 20 en 20 tot 27 Juni; dat de heer Paternotte na de zaak met de heer Moses besproken te hebben op 2 of 3 Mei Utrecht heeft opgebeld en aan de heer Kaposi heeft medegedeeld dat de heer Moses met alle punten accoord was behoudens het punt van de 70%, welk onderdeel de heer Moses niet kon aan vaarden; dat dit betrof een kwestie van verhuurpolitiek, om dat de film „Showboat" over het gehele land alleen voor twee weken werd verhuurd; dat de heer Paternotte bij die gelegenheid tevens heeft medegedeeld dat de heer Moses bereid was met de tweede week „Showboat" geïntimeerde tegemoet te komen in dier voege, dat, indien de eerste week zou tegenvallen, geïntimeerde voor de tweede week de film „Across the wide Missouri" zou krijgen en dat de heer Moses zich de beslissing naar redelijkheid hierover mede

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1952 | | pagina 31