35 Veroordeelt gedaagde om aan Burgemeester en Wethou ders van Haarlem binnen 14 dagen nadat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan een brief van de volgende inhoud te zenden en daarvan gelijktijdig een afschrift te doen toekomen aan eiseres: „Aan Burgemeester en Wethouders van Haarlem, Indertijd hebben wij geweigerd het filmpje ten behoeve van de premielening voor de woningbouw in ons Frans Hals Theater te vertonen, omdat bij de opdracht daartoe de Firma Atu te Amsterdam was ingeschakeld. Wij delen U echter mede, dat het niet onze bedoeling was hiermede een blaam op deze firma te werpen. Met verschuldigde gevoelens van hoogachting, N.V. Bioscoop Exploitatie Maatschappij „Frans Hals" met dien verstande, dat gedaagde voor elke dag, dat zij met de verzending van deze brief in gebreke blijft aan eiseres een dwangsom van ƒ1.000.zal betalen. Ontzegt aan eiseres haar vordering om gedaagde te ver oordelen tot het betalen van een dwangsom van ƒ1.000. per dag, indien zij in de toekomst wederom mocht weigeren opdrachten, welke haar door eiseres via haar pachter Actief Film (W. Quist) te Groningen werden verstrekt, uit te voeren. Veroordeelt elk der partijen tot betaling van de helft der arbitragekosten, in totaal bedragende 50. IN AANMERKING NEMENDE VOORTS: dat appellante bij request van 3 Maart 1952 beroep heeft aangetekend tegen de uitspraak van de Gemengde Commissie van Geschillen dd. 11 Februari 1952, van welk request af schrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Gemengde Raad van Beroep partijen heeft opge roepen tot zijn zitting op Donderdag 16 October 1952 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, Jan Luyken- straat 2 te Amsterdam, ten einde haar in de geiegenhied te stellen haar wederzijdse standpunten nader mondeling toe te lichten; dat op gemelde plaats zijn verschenen de heer E. Prager, Directeur van de N.V. Bioscoop Mij. Frans Hals, enerzijds en de heren P. J. Burbach en A. Turèi, firmanten van de Firma Atu, anderzijds; dat de heer Burbach namens geïntimeerde in hoofdzaak heeft verklaard, dat de gemeente Haarlem voor de reclamefilm in quaestie toevallig bij de Firma Atu is terechtgekomen; dat geïntimeerde de opdracht van de gemeente Haarlem voor het Frans Hals Theater niet zelf kon uitvoeren, doch als te doen gebruikelijk in dergelijke gevallen aan Actief Film heeft ver zocht de opdracht uit te voeren; dat geïntimeerde reeds eerder moeilijkheden met het Frans Hals Theater heeft gehad, namelijk betreffende een Sola-reclamefilm; dat het Frans Hals Theater geweigerd heeft deze film, waarvoor geïntimeerde een opdracht had gekregen, te vertonen; dat geïntimeerde in verband met deze kwestie de brief van 6 lanuari 1951, welke bij de stukken is, aan Actief Film heeft geschreven; dat geïn timeerde aanvankelijk op grond van artikel 4 van het Alge meen Bedrij f sreglement van de Vereeniging over dit geval tegen Actief Film een, geschil had willen beginnen; dat de zinsnede in dit artikel, luidende: „tenzij de uitvoering wegens aantoonbaar plaatsgebrek of op grond van bestaande ver plichtingen tegenover derden onmogelijk is", betekent, dat als voor een bepaald artikel een plaatselijke exclusiviteit is gege ven, de pachter zich bij weigering hierop kan beroepen en dat hij in geval van plaatsgebrek de opdracht kan weigeren; dat de bedoeling van artikel 4 is geweest een einde te maken aan de wantoestanden die zich indertijd voordeden toen de pachters eikaars orders niet wilden uitvoeren; dat Actief Film op grond van artikel 4 niet gerechtigd is een contract met een exploitant te hebben, waarin punten staan die strijdig zijn met dit artikel; dat aeïntimeerde niet langer door het Frans Hals Theater in haar zaken bemoeilijkt wilde worden, zoals zij ook op 6 Januari 1951 aan Actief Film heeft geschreven en dat zij als lid van de Vereeniging de opdracht moest aan vaarden in de vorm zoals is geschied, ook voor het Frans Hals Theater; dat, indien geïntimeerde de opdracht had geac cepteerd met uitzondering van het Frans Hals Theater, zij zich bij de toestand zou hebben neergelegd en dat doet zij niet, aangezien anders artikel 4 wel achterwege had kunnen blijven; dat de verstandhouding met de gemeente Haarlem uitstekend was en nog steeds is; dat er alleen enige moeilijk heden in verband met de betaling van de opdracht zijn ge weest; dat geïntimeerde namelijk een factuur voor de gehele opdracht, inclusief het Frans Hals Theater, aan de heer Keen heeft gestuurd, waarvan het bedrag na enige tijd is betaald; dat appellante echter de betaling, die geïntimeerde aan Actief Film heeft gedaan, niet heeft willen accepteren en die heeft doen retourneren aan geïntimeerde; dat appellante de betaling rechtstreeks van de gemeente wilde hebben en in verband daarmede een nieuw geschil tegen geïntimeerde is begonnen; dat de heer Koen, nadat geïntimeerde het geld in haar bezit had, op een gegeven moment heeft verzocht het bedrag voor het Frans Hals Theater terug te betalen omdat hij zulke moeilijkheden met dit theater had; dat geïntimeerde dit niet wilde omdat zij daarmede haar standpunt prijs gaf; dat de heer Koen op het kantoor van geïntimeerde de situatie is uit eengezet en dat deze door hem is begrepen, dat ook spreker niet meer weet wat de heer Prager precies heeft gezegd toen hij ten opzichte van de gemeente zeide geen zaken met ge- intimeerde te willen doen, doch dat, indien men verklaart van zijn leven met een bepaalde firma geen zaken te willen doen, dit voldoende is om deze firma in haar goede naam te scha den; dat de heer Prager namens appellante in hoofdzaak heeft verklaard, dat zij reeds 17 jaar een overeenkomst met Actief Film te Groningen heeft voor vertoning van plaatjes in het Frans Hals Theater; dat deze overeenkomst mondeling is, doch dat dit met Actief Film mogelijk is; dat in deze over eenkomst een bepaling voorkomt dat het Frans Hals Theater reclamefilms en plaatjes zonder opgaaf van redenen mag weigeren; dat het appellante als lid van de Nederlandsche Bioscoop-Bond niet interesseert of de leden van de Vereeni ging van Bioscoopreclame-Exploitanten onderling reglements bepalingen maken; dat deze Vereeniging bepalingen heeft gemaakt, die niet in de overeenkomst van appellante met Actief Film passen; dat zij zich aan deze bepalingen niet heeft te houden en voor haar slechts het contract met Actief Film geldt; dat geïntimeerde aan Actief Film geen opdracht kan geven een bepaalde reclamefilm in het Frans Hals Theater te vertonen, omdat niemand appellante kan dwingen iets te vertonen wat zij niet wil; dat appellante voor haar gevoel volkomen correct gehandeld heeft... dat appellante de film later rechtstreeks van de gemeente Haarlem heeft aanvaard; dat de gemeente Haarlem namelijk haar opdracht aan geïnti meerde heeft veranderd en de opdracht rechtstreeks aan het Frans Hals Theater heeft gegeven; dat hiervan schriftelijke bewijzen zijn en wel in de vorm van een verklaring van de Wethouder van Sociale Zaken te Haarlem; dat ook de beta ling rechtstreeks aan appellante zou geschieden; dat, toen later betaling via geïntimeerde volgde, appellante deze niet heeft geaccepteerd; dat de gemeente niet precies met de gang van zaken in ons bedrijf op de hoogte is en daarover mis verstand was ontstaan; dat appellante ten opzichte van de Wethouder heeft uiteengezet hoe de situatie lag en hem heeft verteld dat zij geen zaken wenst te doen met geïntimeerde en dat deze op grond van vroegere gebeurtenissen dit weet; dat appellante nadrukkelijk heeft verklaard dat geïntimeerde onmogelijk voor het Frans Hals Theater via zijn pachter iets kan aannemen; dat spreker tegenover de gemeente heeft ge zegd, dat hij zolang hij leeft met deze firma nooit zaken zal doen; dat hij niet meer precies weet wat hij qezegd heeft, doch indien het nodig is geweest commentaar te geven, dan was dat de schuld van geïntimeerde.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1952 | | pagina 36