IJDEL WOORDENSPEL
NEEN, waarde filmcriticus van De Tijd,
zo gemakkelijk komt Ge niet van ons
af, hoe rap Uw pen ook over het pa
pier mag gaan. Wij hebben geleerd
trucages te onderkennen. Lï legt ons
antwoorden in de mond die wij niet gegeven heb
ben, verzwijgt wat wij wel geantwoord hebben,
verlegt accenten en creëert aldus een repliek die
suggereert, dat U het nog niet zo ver mis had
met Uw krasse beweringen. Hierbij bent U dan
in de prettige omstandigheid, dat Uw goede lezers
slechts kennis kunnen nemen van Uw penne-
vrucht en niet van hetgeen wij in werkelijkheid
gezegd hebben.
Dit weerhoudt ons niet een belangrijk deel af
te drukken van De Tijd-repliek naar aanleiding
van ons artikeltje in het vorige nummer onder de
titel: Mysterieus drama?, opdat onze lezers wèl
kennis kunnen nemen van wat daarin allemaal
gezegd wordt.
„Zij komt namelijk niet met argumenten",
aldus de filmcriticus van De Tijd.
„Zij zegt, dat het bioscoopbedrijf nauw
keurig en serieus zijn plannen uitwerkt en
dat daarmee zoveel kapitaal is gemoeid, dat
de buitenstaander geen „hogere politiek" in
de filmwereld veronderstellen mag.
Dit nu is geen argument, het is een beroep
op de goede trouw, die bij ons aanwezig is
maar toch geenszins letterlijk alle denkbare
manipulaties wenst uit te sluiten. Wanneer
wij dus ten aanzien van twee recente en twee
oude superieure films beweren, dat zij te
weinig aandacht krijgen of hebben gekregen,
dan loopt het nog al los met onze goede
trouw ten aanzien van het geheel. Wanneer
bovendien onze geachte opponent zwijgt
over twee van die vier films, dan gaat het
dus alleen nog om twee films van belang,
maar toch maar twee.
En nu is het een feit, dat beide films al
zó lang in de handel zijn dat de belangstel
lende zich gaat verbazen en dus vragen gaat
stellen. Zoals wij gedaan hebben. Dat die
vragen achterdocht manifesteren, spreekt
vanzelf en nu hadden wij liever gezien, dat
het Officieel Orgaan, onze vragen had be
antwoord dan onze achterdocht aangevallen.
Alleen het laatste is geschied en de vragen
blijven dus. Men gelieve ze als vragen te
beschouwen en ze te beantwoorden.
Men komt er niet door vriendelijke spelde-
prikken als bijvoorbeeld de bewering, dat
aan de twee bedoelde films alleen nog maar
de kranten en de fiscus geld verdiend heb
ben. Het eerste is namelijk het geval krach
tens de vrije wil van de adverteerder die
er dus wel heil in ziet het tweede is een
geval van dwang en zal dus wel (en terecht)
met minder animo gepaard zijn geweest dan
het eerste.
Als een opponent zo vurig manoeuvreert
met grote sommen gelds, dan kan hij alleen
maar bereiken, dat achterdochtige lieden
gaan denken: voor zóveel geld döè je wat!
Het moet er natuurlijk uitkomen. Op de ene
ofde andere manier."
Wanneer onze lezers de moeite willen nemen
leggen zij voor de aardigheid deze tekst naast
hetgeen wij in het Orgaan van 6 December j.1.
hebben geschreven. Wij zijn er van overtuigd,
dat hun conclusie geen andere kan zijn dan de
onze, namelijk dat De Tijd langs de kwestie heen
redeneert.
Wat had deze immers in het eerste artikel ge
steld?
Dat er belangrijke films zijn die niet aan hun
trekken komen, omdat zij ergens verborgen zitten
in een kluis en de eigenaar er niet goed raad mee
weet. Deze zou bijvoorbeeld in de veronderstel
ling kunnen zijn, dat de film geen succes zou
hebben, een overweging die hij blijkbaar niet had
gemaakt toen hij de film kocht; ofwel hij zou een
slimme politiek denken te voeren door de film
achter te houden ten bate van een andere; ofwel
hij zou een film tegenhouden omdat zij niet tot
zijn gebruikelijk product behoort. Dit zou dan
de hogere politiek van de filmwereld zijn. De
criticus noemt twee films als voorbeeld van slacht
offers van deze hogere politiek. De een blijft
achter slot en grendel constateert hij en de ander
schittert eveneens nog altijd door afwezigheid.
Bij een der films wordt als een verzwarende om
standigheid in aanmerking genomen het feit, dat
zij in Amerikaanse handen zit. Dit alles bij elkaar
wordt suggestief gepubliceerd als „een mysterieus
drama".
Hierop hebben wij uitvoerig uiteengezet, dat
alleen reeds de investeringen die een verhuurder
aan de aankoop en import van een belangrijke
film ten laste moet leggen hem zullen weerhouden
te kopen vóór hij er raad mee weet. Hiermede
hebben wij de onzinnigheid van de bewering in
„De Tijd" aan de kaak willen stellen en aller
minst een beroep willen doen op de goede trouw