9
heeft alvorens de regering tot de
boven geciteerde verklaring is ge
komen.
Wanneer de minister zo scherp gereciproceerd
heeft als in dit geval, waarop de heer Van Walsum
het antwoord schuldig is gebleven, dan doet zich
de vraag voor of de houding van de gemeenten
bij het overleg hetwelk heeft plaats gehad om tot
een herziening van belasting te komen, wel juist is
geweest. Zij hebben zich jaren lang verscholen
achter de ministeriële circulaires van 1947/1948, en
het bedrijf wanneer het om herziening vroeg, ver
wezen naar de regering. Toen het bedrijf echter
de gemeentelijke suggesties volgde en de regering
heeft weten te overtuigen van zijn goed recht, heb
ben de gemeenten dit blijkt uit het gevoerde
Kamerdebat getracht zich aan de gang van za
ken te onttrekken, toen deze voor de gemeenten
een ongunstige wending nam. Het strekt de minis
ter tot eer, dat hij daarna consequent is verder ge
gaan. Dat hij dit een morele plicht achtte kan men
slechts als een zeer scherpe terechtwijzing zien
t.a.v. de dubbelhartige houding van de gemeenten,
Wij voor ons vinden de houding van oud-minister
Witteman heel wat sportiever en ook heel wat
openhartiger. Bij het Kamerdebat heeft hij ver-
klaard, dat hij als ondertekenaar van de circulaires
van 1947/1948 zich min of meer verantwoordelijk
voelde voor de gang van zaken.
Nu de financiële situatie anders en beter is ge
worden voor de Overheidslichamen en anderzijds
voor het bedrijf de beste jaren voorbij zijn en tal
van investeringen te verwachten zijn, heeft de heer
Witteman namens de Katholieke fractie van de
Eerste Kamer zich achter het beleid van de minis
ter geschaard.
Laten de grote gemeenten op het punt van de
vermakelijkheidsbelasting het voorbeeld volgen van
de ruim 200 kleinere, die de belasting reeds hebben
herzien, zo pleitte hij. Beletselen van budgetaire
aard behoeven daarbij gelukkig niet meer zo zwaar
te wegen. De heer Witteman hield er zich daarbij
van overtuigd, dat de minister met genoegen zou
zien, dat wanneer straks een beroep op de grote
gemeenten zou worden gedaan om tot verlaging
van de bioscoopbelasting te komen, de besturen
daarvoor een open oog zullen hebben. Het film- en
bioscoopbedrijf zal zich dan kunnen uitbreiden, de
nieuwe technische vindingen in ruime mate kunnen
toepassen en zijn bijdrage aan de ontwikkeling van
de Nederlandse filmkunst kunnen vermeerderen
volgens de verwachtingen van de oud-minister.
In Amsterdam is het vraagstuk thans aan de orde
gesteld. B. en W. hebben inmiddels laten weten,
dat zij bereid zijn op een zo kort mogelijke termijn
te onderzoeken en te overwegen, of en tot welk
percentage een vermindering van de vermakelijk
heidsbelasting op bioscoopvoorstellingen verant
woord is. Naar onze mening is er maar één per
centage, namelijk hetzelfde, dat voor het overige
vermaak geldt. Gelijkstelling van belasting is de
enige geste, welke de hoofdstad des lands onder de
gegeven omstandigheden kan maken. Het gemeen
tebestuur is op de verkeerde weg wanneer het de
kosten gaat berekenen. Dit is namelijk onmogelijk.
Het ambtelijk potlood moge voor Amsterdam bij
leriigbrengmg van de belasting voor bioscopen
tot 20 een nadelig verschil van zeven ton
voor de verantwoordelijke wethouder hebben ge
noteerd, maar de wethouder weet natuurlijk even
als wij, dat in Amsterdam een groot aantal plannen
bestaat tot uitbreiding van bestaande en vestiging
van nieuwe bioscopen; plannen waarvan de ver
wezenlijking al te lang is uitgesteld door de te
hoge belasting. Het is ons bekend, dat het nieuw te
openen Miditheater alleen al daardoor een jaar
later is tot stand gekomen dan aanvankelijk was
voorzien.
Wanneer nu vaststaat, dat de ontvangsten van
bijvoorbeeld een nieuwe bioscoop in Amsterdam,
in het afgelopen jaar geopend, practisch gelijk
staan met de toeneming van de totale ontvangsten
der bioscopen over dat jaar, dan mag men veilig
aannemen, dat een uitbreiding met vijf a zes zaken
als ook de equipering met nieuwe technische uit
rustingen etc. binnen afzienbare tijd ook een aan
zienlijke verhoging van de totale bedrijfsontvang-
sten gaan betekenen, terwijl daarnaast de prijsstij
gingen als gevolg van loon- en kostenfactoren
eveneens de omzet doen stijgen. Volgens deskun
dige schatting kan men bij een gunstige ontwikke
ling, die door een herziening van de belasting ui
termate kan worden bevorderd, in de eerstkomende
paar jaar een omzettoeneming verwachten van 20
a 25 Alleen al op deze grond is het door B. en
W. genoemde cijfer van zeven ton op geen stukken
na houdbaar. Budgetair zijn er naar onze mening
voor Amsterdam geen moeilijkheden.
Intussen wordt het tijd, dat de
hoofdstad op bepaalde punten weer
de toon aangeeft. Laat zij door een
verstandig fiscaal beleid ertoe bij-
dragen, dat ook het hoofdstedelijk
filmbedrijf, waarin de Nederlandse
filmhandel voor een belangrijk deel
is geconcentreerd, zich hier ruim
kan ontplooien, zodat zowel de
stadsontwikkeling als de bevol
king, het vreemdelingenverkeer en
de ware filmminnaar daar prof ij t
vanhebben. Hiermedeismeergebaat
dan dat door een enghartige reken-
wijze latent of openlijk een situatie
gaat ontstaan, die in ieder geval
voor meerdere jaren een rem bete
kent op de vooruitgang van dit be-
langrijkeonderdeelinonshoofdste-