BELASTING
erma
'd
eaen
12
OP
Dat ook Rotterdam deze lijn volgt, betreuren wij.
Ons stadsbestuur heeft na de oorlog op zoveel ter
reinen eigen initiatief en eigen kracht ontwikkeld,
dat het ook in deze zaak zich zijn eigen meester
moet tonen. En wel omdat zoals in de aanvang
van deze beschouwingen werd aangetoond de
omstandigheden in Rotterdam gans verschillend
zijn. We kunnen ons voorstellen, dat sommige ge
meentebesturen er bij een bepaalde constellatie in
hun gemeenten wat tegen opzien, inkomsten prijs
te geven die niet tot een verlaging der toegangs
tarieven zullen leiden. Te Rotterdam echter is
zulk een uitbreiding van het aantal bioscopen op
korte termijn voorgenomen, dat toeneming van het
bezoek in de lijn der redelijke verwachting ligt.
De kans op een enigszins aanzienlijke inkomsten
derving is voor onze stad dus zeer veel beperkter
dan elders en een belastingverlaging zou tot een
uitvoering der ontworpen bioscoopplannen recht
streeks bijdragen. En wat het prijzenbeleid der
ondernemers in de toekomst aangaat, dit zal zoda
nig gevoerd moeten worden, dat op het dan sterk
toegenomen aantal zitplaatsen een redelijk bezet
tingspercentage wordt bereikt. Dit alles moet, hoe
dan ook, leiden tot een toeneming van de bruto-
omzet van alle bedrijven tezamen, zodat de ge
meente ook bij een verlaagde heffing, aan haar
trek kan komen.
Het Rotterdamse gemeentebestuur vare dus ook
in deze zaak zijn eigen koers!"
Sedert het verschijnen van de vorige afleve
ring van het Officieel Orgaan hebben de raden
van onderstaande gemeenten besloten tot wij
ziging van de verordeningen tot heffing van
een belasting op vermakelijkheden of zijn in
deze gemeenten wijzigingen in werking getre
den krachtens reeds eerder genomen besluiten.
Emmeloord
Bij besluit van 17 Maart 1954 heeft de
Landdrost van het openbaar lichaam ,,de Noord
oostelijke Polder", gehoord de Poldercommissie
voor Algemene Belangen, een gewijzigde verorde
ning op de heffing ener vermakelijkheidsbelasting
vastgesteld.
Voorstellingen met films, als bedoeld in artikel
1, tweede lid, sub 2, der Bioscoopwet, zijn thans
geheel van de heffing vrijgesteld evenals plaats-
besprekingsgelden voor zover niet meer dan 0,10
per plaats.
De nieuwe verordening treedt in werking met
ingang van de dag, volgende op die, waarop de
mededeling van goedkeuring wordt ontvangen.
Geldrop
Op voorstel van Burgemeester en Wethouders
heeft de Raad van de gemeente Geldrop in zijn
vergadering van 22 December 1953 besloten de
heffing van de vermakelijkheidsbelasting op film
voorstellingen van 25% te verlagen tot 20% en die
op voorstellingen, welke uitsluitend of nagenoeg
uitsluitend bestaan uit films, als bedoeld m artikel
1, lid 2 onder 2 der Bioscoopwet met '5% te ver
minderen en derhalve te brengen op 10%.
Ingevolge bij Koninklijk Besluit van 9 Februari
1954 verkregen goedkeuring, zijn de nieuwe tarie
ven met ingang van 1 Januari 1954 in werkinp
getreden.
Helden
Overeenkomstig een voorstel van Burgemeester
en Wethouders heeft de Raad van de gemeente
Helden in zijn vergadering van 15 Januari 1954
besloten de vermakelijkheidsbelasting op filmvoor
stellingen van 25% te brengen op 20%.
De heffing op voorstellingen, waarin uitsluitend
Nederlands journaal en/of films als bedoeld in arti
kel 1, tweede lid, sub 2, van de Bioscoopwet wor
den vertoond, bedraagt thans 15%.
De gewijzigde verordening treedt in werking op
de eerste dag der maand, volgende op die, waarin
de Koninklijke goedkeuring ter kennis van het
gemeentebestuur is gekomen.
Hoensbroek
Zonder hoofdelijke stemming aanvaardde de
Raad van de gemeente Hoensbroek in zijn op Don
derdag 11 Maart gehouden vergadering een voor
stel van Burgemeester en Wethouders om de ver
makelijkheidsbelasting van 35% te verlagen tot
20% met ingang van 11 Maart 1954.
In de toelichting op hun voorstel wezen Burge
meester en Wethouders er op, dat de laatste jaren
gebleken is, dat handhaving van het verhoogde
heffingspercentage niet langer verantwoord is.
Hoewel thans het percentage van vóór 14 April
1948 hersteld wordt, zal het vraagstuk van een
normale exploitatie van de plaatselijke bioscoop
theaters de voortdurende aandacht van het Colle
ge hebben. Indien uit verdere onderzoekingen zou
blijken, dat ook thans geen bestaansmogelijkheid
voor de exploitanten aanwezig is, zal het College
aan de Raad te zijner tijd een nader voorstel ter
zake doen.
Burgemeester en Wethouders deelden voorts
mede, dat, aangezien verhoging van andere in
komsten of verlaging van de uitgaven voor deze
gemeente niet mogelijk blijkt, zij overeenkomstig
de circulaire van de Minister van Binnenlandse
V,