l
DRIE jaar geleden heeft men in Rotterdam
de Nederlandsche Bioscoop-Bond verwij
ten gemaakt omdat deze het leveren van
films aan een aantal verenigingen en in
stellingen in Rotterdam had stopgezet. Er zijn toen
harde woorden gevallen en boze blikken gewis
seld. Voor de motieven, welke de bedrijfsorgani
satie hadden geleid, had men niet voldoende aan
dacht. Haar onderzoek naar de betrokken film
voorstellingen had namelijk ontstellende resulta
ten opgeleverd, zowel wat de aard van de ver
enigingen aanging als de wijze waarop de films
werden geëxploiteerd door beunhazen en instel
lingen, die elkaar beconcurreerden bij het aan
trekken van jeugdige bezoekers; de ruimten waar
de kinderen verzameld werden, spotten met ele
mentaire begrippen van hygiëne en veiligheid; de
programmering tartte elke beschrijving, want men
bleek zich slechts vcor een gedeelte te bedienen
van de films van het bona fide bioscoopbedrijf;
men hield zich voorts niet aan de wet, noch aan
de veiligheidsvoorschriften noch eerbiedigde men
eigendomsrechten.
Wij hebben niet geaarzeld om in voorzichtige
termen de bevoegde autoriteiten op de heersende
v/antoestanden te wijzen, maar haar reactie was
maar matigjes.
De beunhazerij in Rotterdam heeft zich daarna
zonder belemmering in toenemende mate bediend
van de wilde handel, die evenals in alle branches
ook op het gebied van de film mogelijk is en vaak
oncontroleerbaar kan voortwoekeren. De gevol
gen van deze ontwikkeling zijn niet uitgebleven.
Het is een nare geschiedenis geworden, welke men
omstandig in de publicaties van een aantal bladen
heeft kunnen volgen. Er is door de politie proces
verbaal opgemaakt tegen een bepaalde buurtver
eniging en er is een vervolging ingesteld tegen
een wilde bioscoopexploitant en een dito smalfilm
verhuurder, die inmiddels veroordeeld zijn. Re
chercheurs van de afdeling bijzondere wetten
stellen thans een uitvoerig onderzoek in naar de
wantoestanden, die er op het gebied van de clan
destiene voorstellingen zowel in het jeugdwerk als
bij allerlei particuliere exploitantjes in Rotterdam
bestaan.
Ook in Amsterdam schijnt dit misbruik op film-
gebied welig te tieren. Tal van buurtverenigingen,
speeltuinverenigingen etc. promoveren allerlei
ruimten tot zalen en onthalen daar in concurrentie
met elkaar de kinderen op films. Er zijn zelfs ern
stige klachten dat de kinderen in dit soort institu
ten zóveel buiten het gezin krijgen aangeboden,
dat zij het gezin zelf nauwelijks meer waarderen,
zoals een der Amsterdamse bladen onlangs be
richtte. Natuurlijk betreft het ook hier films van
de handel in ongeregelde goederen; met wet en
recht wordt het verder niet zo nauw genomen.
Men verdenke er ons niet van dat wij ons bij het
constateren van de chaos vergenoegd in de han
den wrijven met een: „Zie je wel, wij hebben het
altijd wel gezegd." Verre van dat, Niemand kan
deze uitwassen ernstiger betreuren dan wij. Niet
slechts om de verschijnselen, die met wat hard
handig optreden in te perken zijn, maar om de
oorzaken. Deze zitten heel wat dieper en zijn maar
moeilijk te elimineren.
Bij voortduring is door allerlei figuren met
maatschappelijke verantwoordelijkheid bekleed,
gefulmineerd tegen de ondernemer op filmgebied.
Men moge de onderneming accepteren in de uit
geverij, in de boekhandel, in de toneelwereld en
in de krantenpubliciteit, in de wereld van de film
was zij jarenlang taboe. De onderwerpelijke wet
geving heeft zich zozeer op de onderneming toege
spitst, dat het gehele verenigingswezen buiten
schot blijft. Het verenigingsverband, het samen
werken zonder winstgevend doel is bij voorbaat
de garantie voor een verantwoord filmgebruik.
Intussen hebben de bona fide ondernemingen
zich in het algemeen ontwikkeld tot volwaardige
zaken die aan redelijk te stellen eisen van wel
stand, comfort, hygiëne, veiligheid en toezicht vol
doen en waarin uitsluitend films worden vertoond
die toegelaten zijn volgens de normen van de wet;
al naar gelang van het inzicht van de ondernemer
Len nare
esc
:hied
enis