14 „Een gemiddelde Nederlandse film, ook al is haar succes slechts matig, betekent in de bioscooprecette nog altijd evenveel en soms aanzienlijk meer dan menige grote buitenlandse film. Zij houdt voor onze bedrijven een economische betekenis in, welke wij voortdurend ver onderschatten, afgezien uiteraard van de werkge legenheid die zij schept, afgezien ook van de betekenis die daardoor voor ons bedrijf verkregen wordt als onderdeel in het nationaal-economisch bestel. De groei van de filmproductie doet de betekenis van ons bedrijf aanzienlijk toenemen, brengt ons dichter bij het Neder landse publiek, verhoogt dus de populariteit van ons bedrijf. Zij is van onschatbare betekenis voor het ge hele Nederlandse film- en bioscoopwezen in de naaste toekomst. Haar totstandkoming dringt temeer nu de televisie met de technische middelen die haar ter be schikking staan, het publiek zou kunnen bereiken in Nederlandse zin en zowel auditief als visueel. Ook in onze verhoudingen tot het buitenland zal zij onze positie slechts kunnen versterken". (J. G. J. Bosman, directeur van de Nederiandsche Bioscoop-Bond; referaat over de problematiek van bedrijf en Bond, jaarvergadering 1953. De heer Kemna beweerde zelfs, dat men met een gemagnetiseerde geluidsband dezelfde kwali teit kan breiken als op de radio bij frequentiemo dulatie. In Duitsland is dat een zeer belangrijke factor, omdat vele Duitse radiozenders met frequentiemodulatie werken, zodat de ontvangtoe stellen in de huiskamer een geluidskwaliteit kun nen produceren, die aanzienlijk beter is dan in de meeste bioscopen. De heer Kemna was er van overtuigd, dat me nige filmverhuurder bereid zal zijn copieën te ma ken, waarop behalve de gewone fotografische ge luidsband ook een gemagnetiseerde band is aangebracht. Grote kosten behoeft dat niet mee te brengen. De bioscoopexploitant wordt op deze wijze de gelegenheid geboden naar wens de meer volmaakte, gemagnetiseerde geluidsband te ge bruiken of bij de normale geluidsband te blijven. Naar de mening van de heer Kemna behoeft men geen licenties voor het gebruik van de gemagnetiseerde geluid s- bandte betalen. Vervolgens heeft de heer Kemna de aandacht gevestigd op bezwaren bij het gebruik van beeld maskers in de projectoren. Het is misschien nog te weinig bekend, dat wij in de bioscoopprojector slechts de beschikking hebben over een beperkte hoeveelheid licht. Behalve van enige vaste waar den is deze hoeveelheid afhankelijk van de grootte van het oppervlak van het te projecteren film beeldje. Wij verliezen noodgedwongen een groot aantal vierkante milimeters en daarmede licht, wanneer wij het beeldformaat door middel van een beeldmasker samenstellen. Het geprojecteerde brede beeld op het projectiedoek vereist immers aanzienlijk grotere hoeveelheden licht dan bij het tot dusver gebruikelijke normale beeld. De anamor- phische lens levert dus een aanzienlijke winst aan licht op, omdat men bij het gebruik van dit systeem niets van het te projecteren beeldje af snijdt. Men kan zelfs de oppervlakte van het beeldje nog iets vergroten door de zeer brede beeldstreep tussen de beeldjes tot een minimum te beperken. Bij het gebruik van beeldmaskers verlie zen wij een gedeelte van de oppervlakte van het filmbeeldje. Men moet dus om een bepaalde groot te op het projectiedoek te bereiken veel sterker als tot dusver vergroten. Bij deze vergroting worden natuurlijk de afzonderlijke korrels, waaruit het beeld bestaat, eveneens veel sterker vergroot en daardoor verliest het beeld aan scherpte. Bij kleurenfilm hebben wij met een practisch korrelvrije film te maken. De mening zou dan ook kunnen postvatten, dat deze factor bij kleurenfilm niet van belang is. Daarin vergist men zich, omdat het zogenaamde oplossingsvermogen ook bij de kleurenfilm van nature bepaalde grenzen aan de vergroting stelt. Tot dusver worden in de meeste bioscopen witte projectiedoeken gebruikt, die het opvallende licht diffuus reflecteren. Dit van het projectiedoek ge reflecteerde diffuse licht valt op allerlei plaatsen zoals bijvoorbeeld de zoldering, de zaalwanden enz. waar het niet gebruikt wordt en zelfs onge wenst is. De technici hebben onderzocht of het niet mogelijk zou zijn door een bundeling van het licht, dat van het projectiedoek komt, het licht van de ongewenste plaatsen weg te nemen en het daar heen te leiden, waar het gebruikt wordt, dat is in de ogen van de toeschouwers. Door het gebruik van normale aluminium-pro- jectieschermen kan men het licht zeer goed richten. Deze schermen, die reeds lang bekend zijn, hebben echter het nadeel, dat hun reflectie te sterk gericht is en dat vooral de zetels aan de zijkanten der bioscopen niet voldoende licht ontvangen, terwijl de zetels in het midden te rijk met licht worden bedeeld. Daarom heeft men geprobeerd de alumi- niumschermen door opgeperste cylindrische spie gels zo te maken, dat het licht in horizontale rich ting in een brede hoek wordt verstrooid en dat alleen in loodrechte richting de scherpe bundeling behouden blijft, die voor een correcte belichting nodig is. Eerst door toepassing van plasticmate- IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMUII llllllllllllllll IIIIIIIMIIIIIMMIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHI IIIIIIIIIIMIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIL IIMIIIIIItllMltlillHIIIIMIMIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIMIintMIIIIIIIII IIIMIimmiMIMMIIMMIIIIIIIIIIMIIIII IMIIIIIIIIIIIIIIIIMIUHIIIIIIIII

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 13