38 Rank; dat dit echter niet geschied is, hetgeen onbetwistbaar duidt op de goede trouw van gedaagde; dat de heer Roem namens eiseres hiertegenover heeft ge steld, dat indertijd op voorstel van gedaagde door de film fabrikanten is bepaald, dat ook andere diensten dan die in de overeenkomst zijn vermeld, reëel gehonoreerd behoren te worden en dat gedaagde in het onderhavige geval daaraan niet heeft voldaan; dat Mr. Dijkstra namens gedaagde heeft herhaald, dat het uitsluitend gaat om de vraag of een bedrag van ca. 70, per week voldoende beloning is voor het werk, dat gedaagde buiten de materiaalkosten heeft aan het vertoningsgereed maken van het journaal, dat de Voorzitter hierop gevraagd heeft of hij uit het betoog van Mr. Dijkstra moet opmaken, dat het bedrag voor studiohuur zijnde 40,als vermeld in gedaagdes specifi catie, als sluitpost moet worden beschouwd; dat Mr. Dijkstra namens gedaagde hierop bevestigend heeft geantwoord en daaraan heeft toegevoegd, dat men deze post als service zou kunnen beschouwen overeenkomende met on geveer 25 van het totale bedrag, hetgeen toch niet te veel is; dat de heer Roem namens eiseres hiertegen in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat bij de opstelling van de fabrikanten overeenkomst nadrukkelijk is afgesproken, dat ieder van de fabrikanten een reële prijs zou berekenen voor een leverantie aan wie ook; dat het ontoelaatbaar is om aan grote afnemers cadeautjes te geven; dat men in strijd handelt met de regels van de overeenkomst, wanneer men niet alle factoren in aan merking neemt, die bij het opstellen van een juiste calculatie te pas komen; dat hierin geen verandering kan worden ge bracht door de verklaring van gedaagde, dat een belangrijk deel van het werk door een employé van Rank wordt ver richt, dat er slechts dertig seconden een meisje nodig is voor het maken van lassen, een half uurtje voor het projecteren en spreken van het commentaar, enz., dat het nog zelfs zeer de vraag is, of de heer Povel in de tijd waarin dit geschil is ontstaan, ook reeds in staat was zelfstandig het journaal te monteren, dot hij in ieder geval ook dit werk heeft moeten leren, hetgeen gedaagde ook zeker geld heeft gekost; dat dergelijke kosten wel degelijk aan Rank in rekening gebracht hadden moeten worden; dat eiseres voor de werkzaamheden aan het journaal 375,per week berekend heeft, waar tegen Rank nimmer heeft geprotesteerd; dat Rank eerst met haar werkzaamheden naar gedaagde is gegaan, toen deze een aanmerkelijk lagere prijs offreerde; dat het lid der Commissie, de heer L. L. Lioni, opmer kende, dat bij 80,materiaalkosten en 70,verdere kos ten een gemiddelde prijs van 0,85 per meter berekend kan worden vraagt of deze prijs met de normale bewerkingsprij- zen overeenkomt; dat de heer Roem namens eiseres hierop ontkennend heeft geantwoord; dat de heer Mullens namens gedaagde verklaard heeft, dat, indien de onderhavige prijs hem verlies zou hebben opge leverd, hij toch zeker niet tot nu toe tegen dezelfde prijs zou zijn blijven werken; dat de Voorzitter daarna het verhoor van partijen heeft geschorst; dat de Commissie vervolgens besloten heeft aan Mr. H. B. F. J. A. Peters te Amsterdam een nader rapport te vragen met betrekking tot de bezwaren, welke door gedaagde tegen het rapport van Mr. Peters d.d. 2 September 1953 zijn te berde gebracht; dat Mr. Peters met zijn brief van 22 December 1953 dit nader rapport aan de Commissie heeft uitgebracht van welk rapport een afschrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie op 26 Januari 1954 een afschrift van het nader rapport van Mr. Peters aan partijen heeft doen toe komen; dat de Commissie voorts partijen heeft opgeroepen om op 24 Maart 1954 voor de Commissie te verschijnen, ten einde hun standpunten met betrekking tot het nader advies van Mr. Peters kenbaar te maken; dat op 24 Maart 1954 op het Bondsbureau voor de Com missie verschenen zijn C. S. Roem en Mr. D. Schuur, respec tievelijk directeur en rechtskundig raadsman van eiseres en voorts W. Mullens Jr., Mr. R. H. Dijkstra en Mr. N. L. van Velzen, respectievelijk directeur, rechtskundig raadsman en medewerker van gedaagde; dat Mr. R. H. Dijkstra namens gedaagde in hoofdzaak heeft verklaard, dat zij het ook met het tweede deskundige rapport van Mr. Peters niet eens is; dat Mr. Peters in de eerste plaats van de verkeerde veronderstelling is uitgegaan, dat ook de prijs van het afdrukken van de werkcopie in de nasynchronisatieprijs van 150,zou zijn begrepen en dat hij in de tweede plaats blijft uitgaan van een hoeveelheid van 125 meter duplicaat negatief materiaal, hoewel in de practijk per week gemiddeld 70 meter wordt gebruikt; dat voorts door gedaagde aan de hand van het door Mr. Peters uitgebrachte rapport een nieuwe calculatie is opgesteld, die er als volgt uitziet: dupe neg. beeld 125 a 0,71 geluidsnegatief 250 x 0,18 ontwikkelen neg. geluid 250 x 0,13 neg. tructitels 12 x 2,64 gebruik snijtafel licht bepalen en monteren studiohuur verval 3% van 165,39 Korting 25 van kinotechnische werkzaamheden 179,44 88,75 45,- 32,50 31,64 15,- 20,- 40,- 4,96 277,85 44,86 232,99 dat deze calculatie, indien wordt uitgegaan van het voorheen genoemde gemiddelde van 84 meter duplicaat negatief mate riaal per week, als volgt moet worden gewijzigd: 232,99 Teveel berekend 41 meter dupe neg. beeld a ƒ0,71 Verval 3 Korting 25% van 12,30 29,11 0,87 29,98 3,08 26,90 206,09 en dus sluit met een bedrag van 206,09 per week; dat hoe men de nieuwe calculatie ook samenstelt, het eindbedrag, wanneer de werkwijze van de deskundige wordt gevolgd, inderdaad hoger ligt dan de oorspronkelijk door gedaagde geoffreerde prijs voor de bewerking van het journaal van Eagle Lion; dat daar echter tegenover kan worden gesteld, dat indien gedaagde de volgens Mr. Peters juiste prijs van 206,09 respectievelijk 232,99 zou hebben geoffreerd, ook deze aanbieding in prijs nog belangrijk beneden die van eiseres lag; dat moet worden aangenomen, dat ook in dat geval Eagle-Lion haar order bij gedaagde zou hebben ge plaatst en niet bij eiseres; dat derhalve de vraag rijst of er enig causaal verband kan worden gelegd tussen de calculatie, welke indertijd door gedaagde is gemaakt voor het verkrij gen van de journaalorder van Eagle-Lion; en het missen van deze order door eiseres; dat het gelet op het vorenstaande minder belangrijk is, dat gedaagde met haar offerte nog lager is gegaan dan destijds volgens de fabrikantenovereenkomst was toegestaan, nu is gebleken, dat ook zij een volgens de deskundige juiste hantering van de bepalingen der overeen komst de nasynchronisatieprijs, waartegen gedaagde zou kun-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 36