22
verder gaat dan de trouw van sommige liefhebbers
van jenever aan hun merk Bokma, of dan de ge
hechtheid van zekere automobilisten aan hun merk
Ford of Citroen. Dergelijke surrogaat huwelijks
trouw acht ik ook in de film even immoreel als de
onvervalste ontrouw van de echtgenoot, die van
.verboden vruchten" heeft willen snoepen.
,,Un pur trouve toujours un plus pur, qui
1'épure". Logisch redenerende zou men aldus tot de
conclusie kunnen komen, dat als de film waarin
een echtgenoot zijn vrouw vleselijk ontrouw is, op
grond van strijd met de goede zeden wordt verbo
den, de film waarin de huwelijkstrouw slechts op
de macht der gewoonte berust en gespeend is van
hogere motieven, hetzelfde lot moet ondergaan.
Dat van de leden der Centrale Commissie voor
de Filmkeuring met hun differentiatie van levens
beschouwing zo als deze in het Nederlandse volk
leeft, dergelijke keuringstirannie niet is te ver
wachten, acht ik zowel een compliment voor het
Nederlandse volk als voor de keuring.
Zoals er romanschrijvers zijn geweest en er
altijd zullen zijn in een vrije wereld die zich als
het ware hebben opgedrongen, hun plaats hebben
veroverd door hun genie, zo zijn er ook cineasten,
wier films gedragen worden door het prestige van
hun geest. Zulke films zijn geen zoetsappige ver
haaltjes, geen zouteloze liefdesgeschiedenissen,
geen banaliteiten of slappe geesteloze situaties met
het sterotiepe happy-end, maar een stuk meedo
genloze realiteit, dat vaak onaangenaam mag aan
doen, doch dat men niet kan ontlopen zonder de
ogen te sluiten voor de werkelijkheid des levens.
De hartstochten bij de mensen zijn als de wind,
die nodig is om alles in beweging te brengen,
hoewel zij dikwijls stormen teweeg brengt. Films
verbieden, die deze ongetwijfeld gevaarlijke harts
tochten doen zien, zou er toe leiden dat het onbe
tekenende, het niet in het leven reële, de hoofd
schotel zou vormen van de voortbrengselen der
zevende kunst.
„Toelaatbaarheid" niet hetzelfde als
„geschiktheid"
Ik zal de eerste zijn, die moet erkennen, dat aan
de toelating van onbarmhartige films waarover ik
het zojuist had, ook gevaren zijn verbonden en dat
de vraag of deze films voor een ieder „geschikt"
zijn zeker niet ontkennend moet worden beant
woord. Een zekere risico is echter steeds een der
onvermijdelijke consequenties van het leven dat
vol gevaren is. ,,Apprenons combien il est dange-
reux d'être homme", heeft Fontenelle eens gezegd.
Men vergete vooral niet, dat toelating van films
door de Centrale Commissie niet hetzelfde kan zijn
als het nihil obstat" der kerkelijke autoriteiten ten
aanzien van bepaalde boeken en dat het verstrek
ken ener keuringskaart niet kan worden vergele
ken met het inslaan der rijkskeur op goud en zil
ver, die een garantie geeft, gelijk het Rijksboter-
merk deze verstrekt voor zuivere roomboter. Bo
vendien zijn er delicate magen, die ook geen room
boter kunnen verdragen!
Voor stoffelijke goederen kan men instaan, op
geestelijk terrein kan men geen criterium vinden,
dat een betrouwbare waarborg vormt voor een
ieder, daar het bioscooppubliek immers bestaat uit
mensen van volkomen verschillende levensopvat
ting, aanleg, cultuur, inzicht en maatschappelijk
milieu.
Hij, die zulk een hersenschim najaagt, betreedt
de mijns inziens noodlottige weg der geschiktheid,
die onherroepelijk uitloopt op het nauwe en ver
derfelijke pad ener schoolmeesterij of dictatoriale
censuur.
Zij, die beweren dat de Filmkeuring in zekere
mate inconsequent is, verliezen uit het oog, dat zij
een soort rechtspraak is. Wanneer men de juris
prudentie van bijvoorbeeld artikel 1639 Burgerlijk
Wetboek, dat over dringende redenen van ontslag
voor de werkgever gaat, ziet men een bonte men
geling van uitspraken, en men komt tot de con
clusie dat de nuances in ieder geval weer anders
zijn, doch men ziet eveneens dat volkomen een
stemmigheid over de vraag of bepaalde gedragin
gen van de werknemer al dan niet een dringende
reden tot ontslag vormen, niet bestaat. Zo is het
trouwens in het gehele leven.
Dat de Nederlandse Filmkeuring geen censuur
uitoefent bewijzen de cijfers. Over 1952 werden op
een totaal van 2009 films, 13 films niet toegelaten,
in 1953 werden op een totaal van 1942 films, 12
niet toegelaten; het percentage der gelaste coupu
res bedroeg over 1952 voor de C films 1/3 meter
p. 1000 m voor de A en B films x/2 meter p. 1000
m, over 1953 resp. 1/6 meter per 1000 m en 1/3
meter p. 1000. m.
Dat deze cijfers zo laag zijn is mede te danken
aan een over het algemeen gesproken gezond be
leid van het Nederlandse bioscoopbedrijf, dat
slechts bij uitzondering films die ergernis verwek
ken in onze ogen, ter keuring aanbiedt.
Zoveel hoofden, zoveel zinnen
Wie zou menen, dat de Filmkeuring door een ruim
standpunt in te nemen een ieders instemming zou
hebben, vergist zich deerlijk. Er zijn mensen, die
de Centrale Commissie hardnekkig blijven verwij
ten te vrijgevig te zijn in haar uitspraken. Veran
derden wij van koers, dan zouden aantijgingen van
kleinzielige bekrompenheid uit het andere kamp
ons zeker niet worden bespaard.
Napoleon heeft eens de regeringskunst geken
schetst als de kunst een keuze te doen tussen vele