DE Ledenraad is op Dinsdag 7 December voor de eerste maal in de nieuwe verga derzaal van het Bondsbureau bijeen ge weest. De zaal is bij de leden van de Raad zeer in de smaak gevallen. Het eerste voorstel, dat in behandeling kwam was dat van het Hoofdbestuur tot wijziging van het Be drij f sbesluit Tweede Aanvulling Bondsvoorwaar- den. De wijziging kwam hierop neer, dat het be staande Bedrij f sbesluit, dat op 31 December 1954 zou expireren, verlengd wordt tot 1 Mei 1956. Het voorstel van het Hoofdbestuur werd na een korte bespreking zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Daarna kwam aan de orde het voorstel van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders om in de laatste alinea van artikel 10 van het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden de woorden: ,,en omzetbelas ting" te schrappen. In haar toelichting van dit voorstel had de Be drijfsafdeling Filmverhuurders er aan herinnerd, dat zij het vorig jaar reeds een zelfde voorstel bij de Ledenraad had aanhangig gemaakt, hetwelk haar gedelegeerden tijdelijk hadden teruggenomen met de aankondiging, dat zij de kwestie van de aftrek der omzetbelasting bij de berekening van de filmhuur dit jaar opnieuw aan de orde zou stellen. Het Hoofdbestuur had de aanneming van dit voorstel ontraden, omdat de omschrijving van het begrip opbrengst" (waarvan een percentage als filmhuur wordt betaald) slechts kan worden be zien in historisch verband. Ook moest volgens het Hoofdbestuur in aanmerking worden genomen, dat de formulering van de aftrek thans reeds bijna veertien jaar bestaat en de commerciële verhoudin gen in het bedrijf zich daaraan geheel hebben aangepast. Over dit alles is in den brede gediscussieerd. Sommige leden waren van mening, dat de histo rische grondslag van het aftreksysteem geen en kele waarde heeft, omdat de filmverhuurders veer tien jaar geleden hun zaken niet konden exploite ren en op de totstandkoming van de aftrekregeling dus geen enkele invloed konden uitoefenen. Zij wezen er op, dat de zaak destijds van veel minder belang was, omdat de omzetbelasting toen slechts 1 bedroeg en nu 4 Andere leden voerden hiertegen aan, dat vele leden-exploitanten grote bezwaren hebben geop perd tegen de verlenging der leveringscondities tot 1 Mei 1956. Desondanks heeft de Afdelings- raad het desbetreffende voorstel van het Hoofd bestuur gesteund. Zij zouden het echter onjuist vinden om nu, via het voorstel der Bedrijfsafdeling Filmverhuurders om de aftrek der omzetbelasting af te schaffen, de leveringscondities nog meer te verzwaren. Weer andere leden namen het standpunt in, dat het vorig jaar slechts de mogelijkheid is gescha pen een hogere filmhuur te bedingen en te betalen, maar dat ten slotte de werkelijke hoogte van de filmhuur alleen afhankelijk is van het commercieel inzicht van filmverhuurder en bioscoopexploitant. Bij de onderhandelingen over de nieuwe filmhuur- condities heeft de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders steeds haar voorstel in zake de omzetbelasting voorop gesteld. Deze leden hebben voorts laten uitkomen, dat de omstandigheden van de bioscoop ondernemingen in Nederland gunstig bij die in het buitenland afsteken. Van andere zijde werd hier tegenover gesteld, dat, nu eenmaal het aandeel, dat de leveranciers in de opbrengst der filmvertoningen toekomt be paald is, men achteraf niet kan gaan tornen aan de grondslag waarop de vaststelling van dat aan deel is bepaald. De Bedrijfsafdeling Filmverhuur ders is het vorig jaar eerst met haar voorstel in zake de omzetbelasting gekomen, nadat langdurige onderhandelingen tussen de verschillende groepen reeds tot een overeenstemming over de verruiming der leveringsvoorwaarden hadden geleid. Boven dien mag niet uit het oog worden verloren, dat destijds bij de verhoging der entreeprijzen met de omzetbelasting is rekening gehouden, zodat er aan de netto-opbrengst voor de filmverhuurders niet is getornd. Bij de discussies kwam voorts tot uitdrukking, dat aanneming van het voorstel der Bedrijfsafdeling Filmverhuurders in ieder geval niet zou kunnen leiden tot een verandering van de reeds afgesloten filmhuurovereenkomsten, waarvan de looptijd tot het najaar van 1955 reikt. Nadat de vergadering was geschorst voor de lunch, welke gelegenheid te baat werd genomen om een tussenoplossing te zoeken, werd op voorstel van de heer J. L. Paerl zonder hoofdelijke stem ming het volgende besluit aangenomen: De Ledenraad van de Nederlandsche Bioscoop- Bond, Gehoord de beraadslagingen over het voorstel vervat in punt 3a van de agenda; Led enraa d

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1954 | | pagina 5