uitgesteld en alhoewel ik van andere zijde aanbiedingen had voor de vertoning van de onderhavige films, ben ik daar niet op ingegaan, voordat met de heer Wilton was gesproken. Het onderhoud met Mr. Wilton vond plaats op 25 September te zijnen huize, waarbij uitvoerig overleg is gepleegd in zake de vertoningscondities. Tijdens dit overleg zijn twee hoofdbezwaren naar voren geko men, te weten die van het vertoningspercentage en de garantie voor vertoning gedurende meer dan één week van de film „Ali Baba". Een derde bezwaar was, datde film „Meisjes zonder beroep" pas in Februari kon worden ingezet. De film „Ali Baba" is voor mij van groot belang en ik wilde daarvoor derhalve een gegarandeerde vertoning van ten minste twee weken Amsterdam en Den Haag hebben. De heer Wilton bood weliswaar een redelijke prolongatieclausule en het is mij ook bekend, dat hij dergelijke clausules steeds op soepele wijze hanteert, waardoor een film ook geprolongeerd kart worden, indien het prolongatiecijfer juist niet mocht worden bereikt, doch ik stelde mij op het standpunt, dat ik met deze grote film geen enkel risico kon lopen. Ik wilde derhalve een filmhuur van 1% en een vertoning gedurende ten minste twee weken. Een tweede kwestie, die ik tijdens de onderhandelingen na drukkelijk onder de aandacht heb gebracht is, dat ik er bezwaar tegen had de film „Huis onder verdenking", die inderdaad niet tot de sterksten van mijn product mag worden gerekend, in de St. Nicolaasweek uit te brengen. Ik heb mij bereid verklaard ten aanzien van de condities voor deze film water in de wijn te doen, maar de St. Nicolaas week, zijnde de slechtste week van het jaar, vond ik al te bar. omdat hierdoor de verdere exploitatiemogelijkheden zeer ongun stig beïnvloed kunnen worden. Deze film is intussen elders verhuurd en wel in Rex-Den Haag, Kriterion en Cineac, Amsterdam. De resultaten zijn boven verwachting geweest. Het gevolg is, dat de film thans voor alle grote steden instaat. Dit heb ik bereikt doordat ik aan mijn afnemers de exploitatie-cijfers heb kunnen tonen, hetgeen ik zeker niet had kunnen doen wanneer de film in de St. Nicolaas week in het City Theater zou zijn ingezet. Mijn overige bezwaren, die van ondergeschikt belang kunnen worden geacht, zijn uitvoerig omschreven in mijn brief van 27 September, welke zich bij de stukken bevindt. Tijdens het onderhoud met Mr. Wilton heb ik beslist niet gezegd, dat de zaak in orde was en ik was daarom uiterst ver baasd te vernemen, dat de heer Wilton in de veronderstelling verkeerde, dat over het afnemen van mijn films wilsovereen komst zou zijn bereikt. Ik heb onmiddellijk na de besprekingen met Mr. Wilton schriftelijk laten weten, dat ik mij met diens voorstellen niet kon verenigen. Dat deze zaak zo snel door mij is afgewikkeld, kan worden verklaard door het feit, dat ik voor zaken naar het buitenland moest en het minder gewenst achtte deze aangelegenheid zo lang hangende te laten. Bij mijn terugkomst hoorde ik, dat de heer Wilton het met mijn brief niet eens was en zich bereid had verklaard nog eens over deze zaak te praten. Dit is gebeurd op 5 October en daarbij werd door de heer Wilton gesteld, dat hij van mening was, dat tijdens de bespreking van 25 September 1954 wilsovereenstem ming was bereikt. Hij verklaarde zich voorts bereid eventueel de toen besproken condities nog eens te bekijken, doch alleen in dien van mijn kant zou worden toegegeven, dat hier sprake was van wilsovereenstemming. Zo niet, dan gaf hij ei' de voor keur aan deze kwestie door de Commissie van Geschillen te laten beslechten. Ik heb mij tegen deze opvatting principieel verzet. Ik stelde er uiteraard prijs op de relatie met het City Concern te behou den, doch ik was niet bereid dit te doen onder de druk van een eventueel geschil. Op deze wijze is immers geen vrije onder handeling mogelijk. Ik had het onderhavige geschil liever vermeden, doch op prin cipiële gronden kon ik hieraan niet ontkomen. Dit geldt tevens ten opzichte van een eventuele schikking." dat de Voorzitter der Commissie, de heer J. Weening, hierop aan de heer Kijzer in hoofdzaak gevraagd heeft: „In het begin van Uw betoog hebt U gezegd, dat U ook van andere zijde aanbiedingen voor Uw nieuwe films zijn gedaan. Zijn deze aanbiedingen tijdens besprekingen gedaan of is dat schriftelijk gebeurd?"; dat de heer Kijzer namens gedaagde in hoofdzaak geantwoord heeft „Ter zake hebben geen besprekingen plaatsgevonden. Ten tijde van de bespreking met Mr. Wilton op 25 September was ik geheel vrij" dat Mr. H. Wilton namens eiseres in hoofdzaak verklaard heeft „Het contact met Hafbo dateert van het vorig jaar en is out staan doordat de heer Kijzer de wens te kennen heeft gegeven om met het City Concern tot zaken te komen. In de loop van de tijd is een aangename relatie ontstaan. Het is steeds mijn gewoonte geweest om tijdens iedere bespre king notities te maken van het besprokene, hetgeen onder andere gebeurde ten behoeve van de heer Huyser, die aan de hand van de notities de zaken verder afwikkelde. Deze notities heb ik ook op 25 September gemaakt en zij zijn in afschrift aan de stukken toegevoegd. Tijdens het onderhoud op genoemde datum is de heer Kijzer begonnen te vertellen, dat hij onprettig nieuws had, namelijk, dat de film „Ali Baba" voor Rotterdam reeds was verhuurd. Ik heb gezegd, dat ik dit, gezien de nauwe samenwerking met Hafbo, niet prettig vond. Verder hebben wij deze kwestie laten rusten. Vervolgens kwam ter sprake, dat de heer Kijzer „Ali Baba" tegen gedurende twee weken vertoond wilde zien in de City Theaters te Amsterdam en Den Haag. Ik heb hierop gereageerd met de mededeling, dat het City Concern niet ge wend was zich voor meer dan één week te binden. Ik verklaarde mij echter bereid zo nodig een gunstig prolongatie-cijfer te aan vaarden. Hierover is uitvoerig van gedachten gewisseld en ik heb mij door mijn verpleegster het nodige cijfermateriaal laten brengen, opdat de heer Kijzer de prolongatie-clausule zou kun nen beoordelen. Ten slotte is de heer Kijzer met een prolongatiecijfer van tot en met Maandagavond accoord gegaan. Met betrekking tot het percentage werd door de heer Kijzer fix gevraagd, waartegenover ik voorstelde een sliding scale van tot met dien verstande, dat de filmhuur 0Ildei' f in Amsterdam zou bedragen, en boven fVoor Den Haag was dit respectievelijk onder en boven Ook hiermede is de heer Kijzer accoord gegaan, zodat ik van mening ben, dat tussen partijen wilsovereenstemming tot stand is gekomen. Dit alles ging om de film „Ali Baba", zijnde de belangrijkste film uit het nieuwe product van Hafbo, en daarna zijn wij pas gaan spreken over de overige films, te weten „Meisjes zonder beroep" en „Het huis onder verdenking". Over het percentage van de film „Meisjes zonder beroep", zijnde voor Rotterdam, Amsterdam en Den Haag, waren geen moeilijkheden. Ongevraagd heeft (ie heer Kijzer dit per centage met verlaagd, omdat „Ali Baba" niet voor Rot terdam kon worden geleverd. Ik heb deze geste geapprecieerd. Daarna kwam „Het huis onder verdenking" aan de orde, waarvan de heer Kijzer toegaf, dat het geen sterke film was. Ik heb mij desondanks bereid verklaard ook deze film af te nemen. Inderdaad heeft de heer Kijzer bezwaar gemaakt tegen ver toning in de St. Nicolaasweek, doch uiteindelijk zijn partijen op basis van filmhuur tot elkaar gekomen. Oorspronkelijk vroeg de heer Kijzer en bood aan bij te dragen in de reclamekosten. Door accoord te gaan met is ook deze film naar mijn mening verhuurd. Vervolgens zijn de inzetdata besproken. De heer Kijzer maakte er bezwaar tegen, dat „Ali Baba'" na de film „Pane" en „Meisjes zonder beroep" na „Gone with the wind" vertoond zouden worden, doch hij heeft niet laten blijken, dat de zaak hierop zou stranden. Over de film „Het huis onder verdenking" is verder niet al te veel gesproken en het verbaast mij, dat thans als een van de hoofdmotieven van de weigering van Hafbo om de onder- werpelijke films aan het City Concern te verhuren, wordt aan gevoerd, dat deze film in de St. Nicolaasweek vertoond zou worden. De brief van 27 September heeft mij zeer onaangenaam ge troffen. Ik heb onmiddellijk het kantoor van de heer Kijzer opgebeld, waarbij ik vernam, dat deze reeds naar het buitenland was vertrokken. Aan de secretaresse van de heer Kijzer heb ik toen doen weten niet accoord te gaan met deze flagrante ver- 26

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1955 | | pagina 28