nodig is. Gelukkig is door de hulp. die de
Minister indertijd heeft geboden, dit ge
deelte van de taak van het instituut self
supporting geworden. Het Filminstituut
heeft echter verleden jaar bijvoorbeeld
een zeer geslaagde universitaire filmweek
georganiseerd, die door 400 deelnemers
werd bezprht. Voor 1955 staat weer zulk
een universitaire filmweek, die van grote
betekenis kan zijn, op het program. Ver
volgens heeft het Nederlands Filminstituut
een filmplatenboek voor de jeugd uitgege
ven. Ik moet opmerken, dat hiervoor enige
steun van de zijde van het Rijk is ont
vangen. Het filminstituut heeft voorts een
brochure laten verschijnen over wezen en
verschijning van de film. Er is een ten
toonstelling georganiseerd, die een reis zal
maken langs middelbare scholen en insti
tuten voor volksontwikkeling.
Mijnheer de Voorzitter! Al deze taken
zijn van grote betekenis, maar ik zou vooral
de aandacht willen vragen voor het uitzon
derlijke belang, dat er is gelegen in het
overbrengen van goede culturele films van
buitenlandse huize op 16 mm. Ik denk bij
voorbeeld aan „Fietsendieven" en „Rovers-
symphonie", waarvan nog geen 16 mm-
copie aanwezig is. Eerst wanneer hiervan
dergelijke copieën tot stand komen, kun
nen zij door culturele organisaties worden
gebruikt. Een subsidie voor dit uitstekende
werk zou ik toch wel ten sterkste bij de
Minister willen bepleiten."
Tijdens de Kamervergadering van Don
derdag 24 Februari j.1. heeft Minister Cals
op dit pleidooi als volgt geantwoord:
„Mijnheer de Voorzitter! De geachte
afgevaardigde de heer Willems heeft ik
kom nu tot de film, het laatste onderwerp
van de afdeling Kunsten bepleit finan
ciële steun aan het Nederlands Filminsti
tuut, speciaal met het oog op de filmvor-
ming ik neem dit woord nu maar over,
al vind ik het niet erg mooi en het
vervaardigen van 16 mm-copieën van be
langrijke speelfilms. De geachte afgevaar
digde weet, dat het Departement, zoals op
zoveel zaken, ook op deze kwestie van de
filmvorming momenteel studeert. In begin
sel is de geneigdheid aanwezig, verschil
lende initiatieven, die op dit gebied zijn
genomen, te ondersteunen. Ik ben inder
daad van mening, dat het geven van een
beter inzicht in de artistieke betekenis van
de film een van de beste middelen is om
de productie van goede films te bevorde
ren en een van de belangrijkste elementen
voor de aesthetische vorming van de jeugd
en van de volwassenen beide.
De geachte afgevaardigde de heer
Willems heeft ten aanzien van de film-
pioductie nog een sterk pleidooi gehouden
voor een grotere belangstelling van Over
heidswege. Ik ben er met de geachte afge
vaardigde de heer Willems van overtuigd
hij heeft het herhaalde malen ge
zegd dat het gewenst is, in
Nederland te komen tot een
continue productie van speel-
f i 1 m s.
Nu de vermakelijkheidsbelasting op de
bioscopen in vele steden is verlaagd, hoop
ik, dat de bereidheid van de producenten
zal toenemen om nieuwe projecten onder
handen te nemen. De geachte afgevaar
digde de heer Willems heeft herinnerd aan
vroegere uitlatingen van mij op dit gebied
en heeft gezegd, dat nu ik A heb gezegd,
ook B moet zeggen, als ik hem tenminste
goed heb verstaan. Hij zeide toch niet de
P van Parel? Maar, Mijnheer de Voorzit
ter, ik ben zelfs bereid tot die P te gaan,
zoals ik in het afgelopen jaar ook heb
getoond, met alle risico's, die aan deze
voortvarendheid zijn verbonden. Ik heb dan
ook nooit de indruk willen wekken, alsof
ik niet verder dan de A wilde komen.
Verzoeken om garanties te geven voor
redelijke speelfilmprojecten heb ik steeds
ingewilligd. Zelfs in gevallen, waarin het
eenvoudige amusementsfilms betrof, heb ik
niet geweigerd, op grond van de overwe
ging, dat naar continuïteit in de Neder
landse speelfilmproductie moet worden
gestreefd. Ik betreur het slechts, dat niet
meer en betere projecten in de afgelopen
jaren tot uitvoering zijn gebracht. Ik zie
nog niet, hoe ik dat van het Departement
uit tot stand had kunnen brengen. Indien
in de Memorie van Antwoord wordt ge
sproken over één speelfilm per jaar, dan
moet er aan worden herinnerd, dat er uit
drukkelijk staat .,t en minste" n
speelfilm per jaar. In 1954 zijn er
voor twee projecten garanties gegeven en ik
sta dus niet zover van de geachte afge
vaardigde af, die gepleit heeft voor drie
films per jaar.
De geachte afgevaardigde heeft tenslotte
gesproken over een plan voor flimproduc-
tie, dat reeds lang bij mij ter tafel zou
liggen. Ik weet, op welk plan de geachte
afgevaardigde doelt, maar ik moet er bij
zeggen, dat zijn uitlating een verkeerde in
druk zou kunnen wekken, gezien het feit,
dat de maker van dit plan dit plan
heeft mij de afgelopen zomer bereikt
zes jaar nodig heeft gehad om het ter tafel
te brengen, terwijl het zich nog in een
theoretisch stadium bevindt en terwijl ook
nog een aanzienlijk bedrag nodig is om
dat plan verder uit te werken. Dat is
natuurlijk geen reden het plan nu maar
te laten liggen, maar het geeft wel een
verklaring van het feit, waarom in dezen
nog geen beslissing werd genomen."
Met dit antwoord van de Minister toonde
de heer Willems zich niet geheel tevreden.
„Wat de film betreft", zo merkte hij latei-
tijdens deze zitting op „ben ik gaarne be
leid aan te nemen wat de Minister in de
Memorie van Antwoord zegt, namelijk dat
zijn belangstelling voor het onderdeel film
niet geringer is dan voor andere afdelin
gen en dat hij de Nederlandse film een
goed hart toedraagt. Ik heb geprobeerd
hiertoe een bijdrage te leveren door aan
te halen wat de Minister in het verleden
heeft gezegd. Erg overtuigd heeft hij mij
door zijn antwoord op mijn vragen niet.
Ik ben er niet achter of de Minister, die
het wel belangrijk acht, dat 16 mm-copieën
van culturele films worden vervaardigd,
daarvoor subsidie wenst te geven aan het
Nederlands Filminstituut, hetgeen ik hem
nogmaals in overweging zou willen geven.
Ik geloof, dat ik op het ogenblik beter
kan zwijgen over hetgeen de Minister heeft
gezegd over het tot stand komen van een
eigen Nederlandse filmproductie en met
name over het lang uitblijven van het rap
port in dit opzicht, welk rapport bij de
Minister op tafel ligt. Ik geloof, dat de
Minister, wanneer hij alle stukken, ook
die van de voorafgaande jaren, nog eens
wil doornemen, spijt zal hebben, dat hij
deze opmerking heeft gemaakt."
De Minister heeft daarop bevestigd, dat
de heer Willems hem met betrekking tot
de films enkele adviezen aan de hand
heeft gedaan en hem in overweging heeft
gegeven het in eerste instantie besproken
dossier nog eens zorgvuldig door te lezen.
Hij zegde tenslotte toe dat hij zou pogen
zich „door dit wel zeer dikke dossier nog
eens heen te worstelen".
CAose-up van r/e man aan r/e wincli.
Vil r/c film
..VIEREN MAAR"
van Herman van der Horst.