Personeelsroorziening Benoeming waarnemend voorzitter van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring De schaarste aan arbeidskrachten in talrijke bedrijfstak ken in het gehele land laat ook het film- en bioscoop bedrijf niet onberoerd. Al heeft de uitbreiding van ons bedrijf niet plaats in het onstuimige tempo, waarmede de industriële sector zich in ons land ontwikkelt met de daar mede gepaard gaande behoefte aan nieuwe arbeidskrach ten, toch is het nuttig eens na te gaan. welke factoren op de personeelsbezetting van de ondernemingen in ons be drijf thans inwerken en welke invloed daarvan in de naaste toekomst te verwachten is. Het is onmiskenbaar, dat er de laatste tijd wat verloop vooral van geschoolde arbeiders is geweest. In verreweg de meeste gevallen kon in de vacatures worden voorzien, hetzij door aantrekking van nieuwe krachten, hetzij door opschuivingen in het personeel der betrokken onderne ming. Wij verwachten niet, dat er grote moeilijkheden te vrezen zijn ten aanzien van het technisch en artistiek geschoold personeel van de filmlaboratoria en de filmproductie zaken. In de regel zijn deze medewerkers zozeer op de filmbewerking en -productie gespecialiseerd, dat zij moeilijk of in het geheel niet voor andere bedrijfstakken bruikbaar zijn. Ook de ons inziens gunstige arbeidsvoor waarden van deze employé's werken remmend op het verloop. Bij de filmverhuurkantoren liggen de omstandigheden met betrekking tot de medewerkers in de commerciële sector ook niet ongunstig. Ook daar is de specialisering zover doorgevoerd, dat betrekkingen in andere bedrijven voor deze employé's tegen betere arbeidsvoorwaarden moeilijk bereikbaar zijn. Anders ligt de situatie voor het administratief personeel, vooral voor wat het vrouwelijke deel betreft. Dat zich op dit gebied in alle bedrijven moeilijkheden voordoen, be wijzen de talrijke advertenties in de dagbladen, waarin steeds weer kantoorpersoneel en steno-typisten worden gevraagd. Het ziet er nog niet naar uit, dat hierin spoedig verbetering zal komen. Rationalisatie en mechanisering van de kantoorwerkzaamheden kunnen echter verlichting brengen. Ook de moeilijkheden ten aanzien van het personeel dei- bioscopen zijn tot dusver meestal slechts van bescheiden omvang. Wel spelen hierbij de arbeidstijden een grote rol. Vooral onder de jongere krachten bestaat de neiging om aan andere bedrijven, waar 's avonds, Zaterdagsmiddags en op Zon- en feestdagen niet gewerkt wordt, de voorkeur te geven. Niettemin slagen de ondernemers er meestal zonder veel moeite in open plaatsen van portiers, contro leurs, ouvreuses en werksters aan te vullen. Toch blijkt het ook hierbij riskant de personeelssterkte tot het strikt noodzakelijke minimum te beperken. Dat leidt onder de huidige omstandigheden onvermijdelijk tot narigheden bij ziekte van personeelsleden en in de vacantieperiode, omdat er geen of althans veel te weinig remplacanten beschikbaar zijn. Verstandige ondernemers wachten de moeilijkheden niet af, maar hebben reeds een of meer jonge arbeiders als reserve in dienst genomen. Vooral de operateursfunctie is hierbij van belang, omdat hiervoor nu eenmaal een spe ciale opleiding vereist is. Het is echter niet zo eenvoudig daarmede het gewenste resultaat te bereiken. Op de studie van de leerlingen moet toegezien worden en het is soms riskant dit toezicht geheel aan de eerste operateur van de bioscoop over te laten. Er zijn namelijk altijd nog operateurs, die in iedere leer ling een toekomstige mededinger zien en die hem dus maar liefst zo dom mogelijk houden het leven zuur maken. of noiï erger De werkgever moet dus wel een oog in hel zeil houden en in twijfelgevallen bij het bestuur van de Stichting „Opleiding van Technisch Bioscooppersoneel" naar de stand van de studie informeren. Op zijn tijd een aanspo ring en een compliment als de studie goed vordert kunnen wonderen doen. Ook de studiekosten vragen aandacht. De volledige opleiding tot operateur omvat honderd lessen. Daarvoor betalen de georganiseerde leerlingen 1,50 en de niet- georganiseerden 2,per les. De opleiding voor het practijkcertificaat bestaat uit dertig lessen. Vele leerlingen zijn niet wel in staat uit hun loon de lessen te betalen. Het is dus van belang, dat de werkgever daarbij helpt. In het algemeen vinden wij het geen juiste politiek de lessen zo maar cadeau te doen. Beter is het, dat de werkgever bijvoorbeeld de helft van het lesgeld voor zijn rekening neemt. Er zijn wel werkgevers, die het lesgeld voorschieten en daarbij bepalen, dat het voorge schoten bedrag in termijnen binnen twee jaar na het behalen van hel diploma in mindering op hel; loon wordt gebracht. Weer een ander systeem is, dat de werkgever de schuld kwijtscheldt, indien de operateur len minste twee jaar na het behalen van het diploma tot tevredenheid van de werkgever in de bioscoop heeft gewerkt. Op die manier wordt de operateur aan het bedrijf gebonden. Het verdient aanbeveling de leeiling-operatears te zoeken onder de jonge mensen, die belangstelling voor de techniek hebben. Daarvoor komen het meest in aanmer king zij, die een ambachtsschool hebben doorlopen, aan komende electriciens enz. Op de door ons aangegeven wijze is het elke onder nemer mogelijk zijn moeilijkheden bij de personeelsbezet ting tot een minimum te reduceren. Of er op dit gebied maatregelen van algemene aard noodzakelijk zijn, hangt van de ontwikkeling der sociale omstandigheden af. De arbeidsvoorwaarden van het bioscooppersoneel staan naar onze mening na de laatste loonronde op een behoorlijk peil. Het is echter niet uit gesloten, dat wij als de huidige schaarste aan arbeids krachten toeneemt zullen moeten omzien naar nieuwe middelen om het personeel meer aan de ondernemingen te binden. Bij Koninklijk Besluit van 18 December 1954 no. 3 is het lid der Huishoudelijke Commissie van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring, Mr. B. I. A. A. ter Veer, aangewezen om de Voorzitter, Mr. B. Bijdendijk, bij afwezigheid te vervangen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1955 | | pagina 8