Zevende Reelamefilmclag Het Genootschap voor Reclame heeft op 25 Januari j.1. in het Theater Du Midi te Amsterdam voor de zevende maal zijn jaarlijkse reclamefilmdag gehouden. De belangstelling voor deze manifestatie groeit jaarlijks. Een kleine vierhonderd reclamedeskundigen en talrijke vooraanstaande figuren uit het bedrijfsleven hebben er aan deelgenomen. De heer J. G. J. Bosman, directeur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, heeft een interessante causerie gehouden over het onderwerp reclamefilm en bioscoopbedrijf, welke wij hier in enigszins bekorte vorm laten volgen: ruimen; de film is zo veelzijdig in haar manier van uitdrukken, dat er velerlei typen of combinaties daarvan zijn ontstaan. Het is zelfs moeilijk om bepaalde grond typen bij de reclamefilm naar voren te brengen, omdat er eigenlijk geen manier is om de veelzijdige en uiteenlopende toepas singen op een eenvoudige en logische ma nier te classificeren. Men zou bijvoorbeeld kunnen spreken van een theaterfil in, waaronder men dan dient te verstaan, een film waarin dialoog, kostbare sets, beroeps talent en speciaal gecomponeerde muziek ih een dramatische handeling gecombineerd worden om een bepaalde boodschap te ver tolken. Zulke films verhalen soms de ont wikkelingsgang van een grote organisatie en kunnen vrij kostbaar zijn. „Ik mag dan voorop stellen", zeide de heer Bosman aan het begin van zijn le zing, „dat de omvang en de kwaliteit, die de productie van reclamefilms en van op- drachtfilms in ons land, vooral sedert de bezetting heeft bereikt, van de grootste betekenis is. Per jaar worden in ons land circa 40 reclamefilms en een ongeveer even groot aantal opdrachtfilms vervaardigd. Hierme de is een belangrijke post voor de labora toria gemoeid en een bron van bestaan voor de scheppende krachten op filmge- bied. Deze productie staat in meters en aanmaakkosten misschien gelijk met die van een paar speelfilms per jaar. Nu mag men niet de gevolgtrekking maken, dat hiermee als vanzelf de grondslag is gelegd voor een speelfilmindustrie, want deze moet aan andere eisen voldoen. Maar toch vormt de continuïteit ongetwijfeld een van de pijlers waarop een eventuele continuïteit van de binnenlandse speelfilmproductie een primair vereiste voor het voortbestaan van de Nederlandse speelfilm gebouwd gaat worden. De kwaliteit wordt ten slotte gemanifes teerd door de successen, welke onze op drachtfilmers in de internationale wed- kamp meermalen hebben behaald en door de faam die ze hebben gekregen; mensen van grote ervaring hebben mij meer dan eens verzekerd, dat wat er in Nederland op reclamegebied gemaakt wordt, gunstig afsteekt bij de meeste buitenlandse produc ten. De export van filmreclame bewijst het trouwens. De mogelijkheden van de film om denk beelden te vertolken en om te inspireren zijn ongelooflijk groot. Het belangrijkst is wel haar vermogen fragmenten uit het wer kelijke leven te registreren en te interpre teren. Terwijl zij de ene na de andere be langrijke gebeurtenis „verslaat", over schrijdt zij de grenzen van ruimte en tijd. Tekenfilms vereenvoudigen en verduide lijken abstracte begrippen. „Animation" stelt ons in staat op het witte doek de we tenschap zichtbaar te maken, dingen te la ten zien, die het menselijk oog niet kan waarnemen. Wij kunnen bijvoorbeeld de beweging van de electronen volgen of de beweging van gassen door een motor. Wij kunnen een kijkje nemen in het inwendige van het menselijk lichaam en zijn functies analyseren. Diagrammen kunnen op het witte doek snel en logisch ontwikkeld wor den. De eb en de vloed van het menselijk handelen in tijden van oorlog en vrede kunnen op wereldkaarten worden gevolgd. De film is in staat ons door de materiële dingen heen te laten zien om de wereld, waarin wij leven, te begrijpen. Met betrekking tot de industrie kent de film een grote verscheidenheid van toepas singen, welke zich nog steeds schijnt te ver- Voorts heeft men de documentaire film met commentaar, die wel het meest wordt vervaardigd. Dan heeft men de actualiteiten- f i lm, welke ons de boodschap brengt met de directheid en het realisme van een nieuwsjournaal, dus meestal in de vorm van een reportage. Meer en meer vindt .de tekenfilm toepassing in de reclame, vooral de teken film in kleuren, die een oorspronkelijke en vooral geestige benadering van het on derwerp mogelijk maakt. Hetzelfde geldt voor de poppenfilm met haar ruimtewerking. Ook kent men de reclamefilm in de vorm van een instructiefilm of in die van een musical. Bij de industrie wordt veelal gebruik gemaakt van technische „anima tion" in films, vooral om mechanische en wetenschappelijke processen en beginselen te verduidelijken. Ik geloof, dat langs proefondervindelijke weg wel is uitgemaakt, dat de meest eco nomische vorm van filmreclame is, die van distributie via de bioscopen. Dit ligt trou wens voor de hand. In de eerste plaats immers kan men bij de vertoning in de bioscopen gebruik ma ken van de distributiediensten, welke ge specialiseerde ondernemingen bieden; in de tweede plaats staat een enorm verto ningsapparaat ter beschikking in de vorm van het bioscoopbedrijf met zijn ultra mo derne en vaak luxe outillage; in de derde plaats wordt de oplage, in dit geval de hoeveelheid kijkers, gegarandeerd; in de vierde plaats krijgt men de kijkers in een zeer bijzondere conditie, namelijk in die van uitgaand publiek, dat bezig is zich te ontspannen, hetgeen nog altijd meer ont vankelijk is dan dat, wat 's ochtends ge melijk de ochtendpost uit de bus haalt; in de vijfde plaats bereikt men alle lagen van de bevolking. Wanneer ik de distributie in ons land wat nader bekijk is er nog een aantal fac toren, dat de aantrekkelijkheid van film reclame in de bioscopen verhoogt. Zo is bijvoorbeeld bij ons bioscooppubliek de in teresse gewekt voor het voorprogramma, dat de laatste jaren een belangrijke ver betering heeft ondergaan en publiciteit ge niet: men denke slechts aan de journaals en aan het aantal voorfilms. Een reclame- lilm in dit voorprogramma geplaatst, krijgt dus een voortreffelijk kader. Maar zij krijgt ook nog eens exclusiviteit en wel tweemaal, één keer namelijk, omdat in het gehele pro gramma van 2 a 2]/2 uur slechts enige minuten reclame voorkomen, en één keer omdat deze reclamefilm een Nederlands element vormt in een programma, dat op een enkele uitzondering na uit buitenland se componenten bestaat. Hoe staat nu de Nederlandse bioscoop ondernemer tegenover reclame in zijn zaak? Ik zou de vraag willen beantwoorden: welwillend, omdat de inkomsten een wel kome aanvulling betekenen van zijn zwaar belast budget, nochtans gereserveerd, om dat zijn publiek ten slotte entertainment verlangt. Hij is dus bereid reclame in zijn programma op te nemen, maar zal ze met omzichtigheid willen doseren. Hij vraagt dat de reclame enerzijds rustig, beschaafd en goed verzorgd is, anderzijds interessant en boeiend. Uiteraard geven de belangrijkste biosco pen in de grote steden hierbij de toon aan. Zij zijn critisch en kieskeurig. Ten slotte nog een enkel woord over het bezoekerspotentieel van de Nederlandse bioscopen. Zoals ik al heb opgemerkt, is de Neder landse bioscoopbezoeker critisch ingesteld. Hij is ten slotte gewend aan een selectie van 400 tot 450 films per jaar uit een pro ductie van duizenden. Alleen al op deze wijze heeft hij in de loop der jaren ge leerd eisen aan het programma te stellen. Alle rangen en standen bezoeken de bio scoop en een belangrijk gedeelte van dit publiek mag tot het koopkrachtig deel van de Nederlandse samenleving worden ge rekend. Het feit dat er maar weinig films beschikbaar zijn voor alle leeftijden en het kinderbezoek hoe langer hoe meer naar speciale jeugdvoorstellingen wordt geleid, heeft ongetwijfeld invloed op de leeftijd groepen die de bioscopen bevolken. Het leeuwenaandeel bestaat uit volwassenen. Het aantal verkochte entreekaarten bedroeg in het afgelopen jaar bijna 66 millioen; dat betekent dat dit aantal sedert het jaar 1940 welhaast is verdubbeld, terwijl de bevolking van ons land sedertdien steeg met ruim 21 Gemiddeld zijn dus per week in totaal circa 1.270.000 bioscoopbezoekers bereik baar, welk aantal gezien de gegevens van de laatste jaren jaarlijks met circa 20.000 per week stijgt. De stijging in het bezoek gedurende de laatste jaren was het grootst op het platte land, namelijk 16,6%, dan volgen de middelgrote gemeenten met 5,7% en de 11 grootste gemeenten met 1%. Ongetwijfeld doet zich in het totale bezoek een verschuiving voor ten gunste van de provincie. De opvatting, dat er geen groei meer zou zitten in het bioscoopwezen moet ik daarom ten sterkste bestrijden. Ook de vol gende cijfers tonen dit aan: Er zijn in 20

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1956 | | pagina 21