Programmeringsmoeilijkheden De bevolking is sedert het einde van de laatste wereld oorlog met 30 millioen toegenomen, dat is met gemiddeld 3 millioen per jaar. Van een bevolking van thans bijna 170 millioen verhuist er jaarlijks rond 30 millioen, waar bij de ..trek naar buiten" in het oog springt. De Ameri kaanse regering heeft begrepen, dat halve maatregelen niet kunnen helpen en op haar voorstel heeft het Congres in het afgelopen jaar een wet aangenomen, welke de uitvoering waarborgt van een waarlijk gigantisch program tot modernisering en uitbreiding van het nationale ver keerswegenstelsel. Dit enorme project, dat jaarlijks mil- liarden dollars aan staatsuitgaven vergt, zal in een periode van dertien jaar het aanschijn zowel van het platteland als van de steden van Amerika veranderen in een mate, als zich maar weinigen realiseren. De gevolgen kunnen in dit stadium nog nauwelijks worden overzien, maar vaststaat, dat de invloed welke deze veelomvattende ontwikkeling van het wegennet op de steden en op de bebouwde kommen in het algemeen zal hebben vérstrek kend zal zijn. £n het filmbedrijf zal zich, wil het zich handhaven, snel moeten aanpassen Maar naast dit gehele complex van factoren die de Amerikaanse exploitatie van buitenaf beïnvloeden, als bijvoorbeeld verplaatsing van de bevolking, wijzigingen in het verbruikspatroon, uitbreiding van het huurkoop systeem, enz., factoren, die elk een afzonderlijke studie waard zijn, moet men rekening houden met belangrijke elementen in de exploitatie zelf, welke haar succes mede bepalen. En al werden in de discussies op deze conventie niet alle facetten voldoende belicht, zo is toch het feit dat zij in alle openheid naar voren werden gebracht voor bedrij f sgenoten en vakpers aanleiding geworden ook aan deze zijde van de exploitatie meer aandacht te schenken. Zij betreffen onder meer de programmering, de wijze van vertoning en de service welke men zijn bezoekers dient te bieden. Het eerstgenoemde onderwerp, de programmering, had aller belangstelling, omdat hierbij voor de Amerikaanse exploitant niet alleen de kwestie of er wel of niet vol doende films op de Amerikaanse markt zijn aan de orde komt, maar evenzo de vraag: Kan ik buitenlandse films in mijn bioscoop vertonen? De vraag of er al of niet voldoende product bedoeld wordt Amerikaans product is, vormt een twistpunt in het Amerikaanse filmbedrijf, waartegen de bestaande meningsverschillen zich wel zeer scherp aftekenen. Over het algemeen heerst er onder de Amerikaanse exploitanten de opvatting, dat een stijging van het aantal „goede" films verbonden is met een stijging van het totale aantal geproduceerde films. De producenten zijn over het algemeen een andere mening toegedaan en verkondigen, dat het filmbedrijf zich moet toeleggen op het brengen van films, die alleen in goed geoutilleerde bioscopen tot haar recht komen. Partijen zullen het hierover wel nooit, eens worden, maar intussen wint bij de exploitanten de opvatting veld, dat de tijd mogelijk rijp is om het ook eens met buitenlandse films te proberen. Het onderwerp „de buitenlandse film in de Verenigde Staten" is een hoofdstuk op zichzelf, waarop hier niet nader kan worden ingegaan, zodat vol staan moet worden met de vaststelling dat op het ogenblik de doorsnee Amerikaanse bioscoop en inzonderheid de concerns ten hoogste één of twee maal per jaar een „buitenlandse" film boeken. Dit is al een belangrijke vooruitgang, want enkele jaren geleden zou een Ameri kaanse exploitant er zelfs niet aan gedacht hebben om het eens met een buitenlandse film te proberen. Dat de opvat tingen zich wijzigen blijkt verder uit het feit, dat het T.O.A.-congres in zijn slotvergadering tot de conclusie kwam „dat al het mogelijke moet worden gedaan om in het buitenland vervaardigde films op ruimere schaal in gang te doen vinden". Ongetwijfeld zijn een deel van de programmerings moeilijkheden der Amerikaanse bioscopen gelegen in de zogenaamde „doublé bill"". dat wil zeggen de nog steeds algemeen gevolgde gewoonte om twee hoofdfilms in een zelfde programma te vertonen. Het gevolg hiervan is een onevenwichtige en voor het publiek onaantrekkelijke programmabouw. omdat ruimte voor behoorlijke bijfilms ontbreekt. In de Verenigde Staten, waar iedere televisie kijker in de regel zes speelfilms per dag over de televisie kan zien, kunnen de bioscopen niet langer q u a n t i t a- t i e f maar uitsluitend q u a 1 i t a t i e f met dit medium concurreren. En men mag aannemen, dat de gemiddelde bezoeker een gevarieerd menu nog altijd prefereert boven een eentonig gerecht zonder enige mogelijkheid dii ie kruiden. Bovendien zijn er, volgens de vakpers, ook in de Verenigde Staten gebieden waar men steeds -- en met succes programma's met één hoofdfilm en bijwerk vertoont. Vele exploitanten zouden wel met de gewoonte om twee hoofdfilms te vertonen willen breken, omdat zij thans inzien dat overlading van het filmprogramma de waarde van de film als zodanig benadeelt, maar zij zouden dit slechts durven doen als er ter zake een algemeen besluit zou worden genomen. Nauw hiermede verbonden is het euvel van de zoge naamde „doorlopende voorstellingen", waarbij de bezoe kers op ieder ogenblik van de voorstelling toegang wordt verleend. Velen betreden het theater halverwege de hoofd film en blijven dan zitten totdat het programma gevorderd is tot het punt waarop zij in hun zetel plaats namen, niet omdat de film hen nog langer boeit, maar, bij wijze van anticlimax, in de flauwe hoop door te blijven zitten nog waar voor hun geld te krijgen. Dat een zodanig filmzien fnuikend kan zijn voor de appreciatie van de beste film, spreekt wel vanzelf. Nog tijdens de conventie verscheen er een reeks van artikelen en ingezonden brieven over dit onderwerp in de vakpers, waaruit bleek, dat men van bedrijfszijde de nadelen van dit in de Verenigde Staten vrij algemene euvel wel inziet, maar dat men de moed mist om er een einde aan te maken. Niet ten onrechte wezen onderscheiden briefschrijvers er op, dat het zinloos is een met veel zorg en toewijding gecreëerde film op die manier uit haar verband aan het publiek te vertonen en dat dit mogelijk een van de redenen is, waarom goede films het in dergelijke bioscopen soms niet doen. Immers alle inspiratie, moeitevolle arbeid en eindeloos geduld waarmede de dramatische ontwikkeling van het filmver haal wordt voorbereid en opgebouwd is verspild, wanneer deze film de bezoeker niet in dramaturgisch verantwoorde volgorde wordt vertoond. Nog andere onderwerpen kwamen op deze bijeenkomst van de Amerikaanse exploitanten ter sprake, waaraan in dit kort bestek geen aandacht kan worden besteed. Pro blemen kunnen uiteraard op een dergelijke samenspreking niet tot oplossing worden gebracht, maar wel in hun onderscheiden facetten worden belicht. In dit opzicht heeft de conventie zeker niet teleurgesteld, zoals de vele publi caties en nabeschouwingen in de internationale vakpers bewijzen. 21

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1957 | | pagina 23