Toepassing ran artikel 15 der Statuten
pondentie uitsluitend postbus 1079.
Idem o]) de pagina's 75 en 77 onder 's-Gra-
venhage, Profilti.
Pag. 75: 's-Gravenhage. Renovo (rectificatie).
Het telefoonnummer 1 L3663 is onjuist en moet
zijn: 118662.
De voorletters van Jhr. Van Haal) van Can-
stein Jr. zijn: F.
Pag. 77: Amsterdam, Marlen Toonder.
Schrappen als directeuren: M. Toonder Jr. en
M. M. Damen.
Pag. 78: Amsterdam. Centraal Filmbeheer.
Toevoegen als leider: L. 0. Suurbier.
Pag. 80: 's-Gravenhage, Kodak.
Schrappen: B. W. de Graaf, directeur (over
leden)
's-Gravenhage. \ed. Siemens Mij.
Toevoegen vóór postbus 1068:
..correspondentie-adres uitsluitend
Idem op pagina 82 onder 's-Gravenhage.
Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft
op grond van artikel 15 der Statuten voor zijn vergadering van
26 Februari 1957 opgeroepen de Firma G. .1. M. van Kuppeveld
en J. A. Beukering, exploitante van bet Palazzo Tbeater te Grave,
ter zake van het feit
dat zij in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in
artikel 3 van het Reglement Recette-Controle.
Het Hoofdbestuur heeft besloten haar de straf van waarschuwing
op te leggen en deze straf te publiceren op grond van de volgende
overwegingen
dat op 10 December 1956 een zaalcontróle is gehouden in het
door de Firma geëxploiteerde Palazzo Theater te Grave;
dat daarbij is gebleken dat aan de entreebewijzen welke bij de
bezoekers weiden opgehaald een onderlinge nummeropeenvolging
te enen male ontbrak;
dat voorts moest worden vastgesteld dat de kaartverkoop op geen
enkele wijze in de kassa was vastgelegd en dat recette-verantwoor
ding van vorige speeldagen niet had plaatsgevonden;
dat bij een recette-controle in de administratie op 12 December
1956 wel alsnog dagrecettestaten van de bewuste speeldagen wer
den overgelegd;
dat bij vergelijking evenwel bleek, dat de op de dagrecette-
staat van 10 December 1956 verantwoorde entreebewijzen niet
overeenstemden met de entreebewijzen welke op die dag bij de
bezoekers zijn opgehaald;
dat uit de recette-controle bovendien is gebleken, dat geen ver
antwoording heeft plaatsgevonden van de op 19 December 1955
aangeschafte serie entreebewijzen, genummerd 6001 tot 6250;
dat met ingang van 3 Augustus 1956 nieuwe series entreebewijzen
in gebruik zijn genomen;
dat de op die datum in voorraad zijnde entreebewijzen genum
merd 10633 tot 10750 en 2094 tot 2250, niet bij de gemeente
waren ingeleverd en blijkens de voorraadopnamen ook niet meer
in het bezit van de Firma waren;
dat genoemde series evenmin op de afrekenstaten waren ver
antwoord
dat op 26 Februari 1957 gehoord zijn de heer en mevrouw
J. A. Beukering:
dat van de zijde der Firma bij het verhoor onder meer is ver
klaard, dat op de dag der zaalcontróle abusievelijk een aantal
entreebewijzen zijn verkocht die wel besproken maar niet afge
haald waren;
dat deze entreebewijzen niet op de dagrecettestaat van 10
December 1956 waren vermeld, omdat zij al eerder waren afge
rekend
dat het niet mogelijk is na te gaan wal geschied is met de
niet-verantwoorde series entreebewijzen;
dat zij volgens de verklaring van de Firma echter niel zijn uit
gegeven aan de bezoekers van de bioscoop;
dat het evenwel niet is uitgesloten, dat de series per abuis zijn
gebruikt in het door de Firma geëxploiteerde sociëteitsgebouw,
alwaar dansavonden worden gegeven;
dat met betrekking tot het door de Firma aangevoerde valt op
te merken, dat het uiteraard meer voorkomt dat plaatsbewijzen
niet worden afgehaald, maar dat het zeer ongewoon is dat zulks
in zo ruime mate geschiedt als blijkens de op 10 December 1956
opgehaalde entreebewijzen bij de Firma het geval zou zijn:
dat uit het ingestelde onderzoek is gebleken, dat bet merendeel
der opgehaalde plaatsbewijzen was verantwoord op de recettestaten
van andere dagen:
dat daaruit dus moet worden afgeleid dat, aangenomen dat de
bedoelde entreebewijzen op die dagen inderdaad niet waren ver
kocht, de recetteverantwoordingen in het algemeen niet overeen
stemmen met de feitelijke verkoop van entreebewijzen:
dat hieruit, alsmede uit het feit dat een paar series entreebewij
zen zijn zoekgeraakt, volgt dat de firma in administratief opzicht
niet de zorgvuldigheid in acht neemt die van een lid van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond verwacht mag worden:
dat in ieder geval vaststaat, dat de Firma in strijd heeft gehan
deld met het bepaalde in artikel 3 sub D en E van het Reglement
Recette-Controle volgens hetwelk de recetteadministratie over een
speeldag op de eerstvolgende dag uiterlijk des middags te 14.00
uur gereed dient te zijn en de entreebewijzen moeten worden uit
gegeven in volgorde van nummering, elk entreebewijs op beide
gedeelten voorzien van de datum der voorstelling waarvoor het
geldig is;
dat de geconstateerde overtreding van ernstige aard is;
dat het Hoofdbestuur echter in aanmerking wil nemen, dat uit
het onderzoek is gebleken dat weliswaar door de wijze van bij
houden der dagrecettestaten de zekerheid omtrent de juistheid
der afzonderlijke afrekenstaten ontbreekt, maar dat ten aanzien van
hetgeen aan de gezamenlijke filmverhuurders en aan de Bond in
totaal is afgerekend geen afwijkingen zijn te constateren:
dat het Hoofdbestuur derhalve vooralsnog wil volstaan de Firma
voor de overtreding in kwestie de straf van waarschuwing op te
leggen, met dien verstande, dat, indien mocht blijken dat zij ook in
de toekomst in gebreke mocht blijven de bepalingen van het
Reglement Recette-Controle en de ter zake door de Recette-ton
tróledienst te geven aanwijzingen op te volgen, haar een zwaardere
straf als omschreven in artikel 15 der Statuten zal worden opge
legd.
O
Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft
op grond van artikel 15 der Statuten voor zijn vergadering van
26 Februari 1957 opgeroepen de N.V. Luminafilm, exploitante
van een filmverhuurkantoor te Amsterdam, ter zake van hel feit
dat zij in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in
artikel 2A van het Gewijzigd Bedrijfsreglement op de
Lijst van Geen Bezwaar.
Het Hoofdbestuur heeft besloten) haar de straf van boete ten
bedrage van 500,op te leggen en deze straf te publiceren op
grond van de volgende overwegingen:
dat is geconstateerd dat een niet-lid van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond met de film „Toxi" openbare commerciële voor
stellingen geeft, hoewel de N.V. Luminafilm de alleenvertonings-
rechten op het 35 mm formaat en het 16 mm formaat bezit;
dat de N.V. bij informatie schriftelijk heeft erkend dat zij de
16 mm rechten van de film „Toxi" aan het bewuste niet-lid heeft
verkocht met instemming van de buitenlandse producent:
dat het krachtens artikel 2A van het Gewijzigd Bedrijfsregle
ment op de Lijst van Geen Bezwaar niet is geoorloofd om films
te leveren aan of ten behoeve van niet-leden, tenzij zulks is toege
staan blijkens deze lijst, en dat onder leveren volgens artikel 1 A
van het reglement mede wordt verstaan de overdracht van het recht
van vertoning;
dat de N.V. evenwel geen verzoek tot plaatsing van het betrokken
niet-lid op de Lijst van Geen Bezwaar voor de onderwerpelijke
leverantie heeft ingediend;
dat de N.V. dientengevolge in strijd heeft gehandeld niet het
bepaalde in artikel 2 A van het reglement
dat de N.V. bij haar verhoor op 26 Februari 1957 onder meer
heeft aangevoerd, dat de buitenlandse producent van de film
„Toxi" zich tot haar had gewend met het verzoek de 16 nini
28