E.E.C.-verdrag mogelijk maken van de regelingen, welke
in de aangesloten landen van kracht zijn.
4. Teneinde de productie van films van meer culturele
betekenis, inzonderheid die van grotere artistieke waarde
en van jeugdfilms aan te moedigen, zou het noodzakelijk
zijn te voorzien in teruggave of vrijstelling van ver-
makelijkheidsbelasting ten gunste van 'Europese films in
deze categorie. De criteria en de procedure betreffende
de verlening van zulk een faciliteit zouden uiteraard
uniform moeten zijn.
5. Terzake van het verstrekken van credieten aan het
filmbedrijf zou het wenselijk zijn coördinatie in Europees
verband te bevorderen. Met het oog hierop zouden open
bare cinematografische registers voor de zes aangesloten
landen moeten worden ingesteld, uiteraard in onderling
verband.
6. De economische integratie van de filmindustrieën
der zes landen kan worden versneld door de coproductie
overeenkomsten, thans tussen enkele van deze landen van
kracht, uit te breiden tot zes.
7. De voordelen van zulke accoorden zouden zich ook
moeten uitstrekken tot de korte films van Europese
betekenis.
8. Doordrongen van het belang, dat de aangesloten
landen door middel van het filmjournaal in de ruimste
zin worden voorgelicht, hebben de gedelegeerden de wen
selijkheid uitgesproken, dat de uitwisseling van Europees
filmnieuws van Europese gebeurtenissen zoveel mogelijk
wordt begunstigd.
Deze aanbevelingen zijn als de unanieme mening van
de gezamenlijke gedelegeerden, die zowel producenten
als exploitanten vertegenwoordigen, ter kennis gebracht
van de voorzitter der Europese Parlementaire Filmgroep
tijdens de slotzitting, welke wederom door laatstgenoemde
werd gepresideerd. Zij hebben daarbij grote aandrang
uitgeoefend op de betrokken parlementsleden de adviezen
van het gezamenlijke bedrijfsleven in overweging te willen
nemen en dank gebracht voor het feit, dat het bedrijfsleven
op deze wijze is geconsulteerd, alvorens verdere stappen
worden ondernomen om op het terrein van de cinemato
grafie tot grotere integratie te komen binnen het kader
van de Europese verdragsorganisatie. De voorzitter der
parlementaire groep, de heer Carboni, heeft van zijn kant
toegezegd, dat de verkregen adviezen nader zullen worden
bestudeerd en van betekenis zullen zijn bij de komende
werkzaamheden op het onderwerpelijke terrein te Straats
burg.
Hoewel wij geneigd zijn tegenover de werkzaamheden
met betrekking tot de cinematografie in internationaal ver
band enige reserve in acht te nemen, met name wat de
verwachting aangaande de practische resultaten betreft,
menen wij het Straatsburgse initiatief te Venetië opmer
kelijk te mogen noemen en als een aanloop te mogen zien
tot een evolutie in de opvattingen van de overheidslicha
men omtrent de positie van het film- en bioscoopbedrijf in
de zich sterk wijzigende maatschappelijke verhoudingen.
Temeer nu in de Angelsaksische landen, waar de film-
belangstelling steeds het meest intensief was, drastische
fiscale maatregelen zijn genomen ten gunste van het film
bedrijf, zodra mede als gevolg van de buitengewone inten-
siviteit der televisie aldaar reeds een confrontatie plaats
vond met de problematiek van de nieuwe ontwikkeling en
wel in een acuut stadium, moge met de ervaring elders
opgedaan de Europese benadering van het vraagstuk tijdig
ook in nationaal verband effect hebben. Ook de film
industrie zelve beseft thans meer dan voorheen, dat zij
in de nieuwe ontwikkeling een eigen plaats dient te
behouden.
Dit bleek uit het tweede opmerkelijke internationale
samentreffen, dat in September op filmgebied plaats vond,
namelijk op 10 September te Wenen. De internationale
unies van producenten en exploitanten zijn hier voor het
eerst bijeen gekomen om de vraagstukken, welke zich thans
voor ons bedrijf voordoen, gezamenlijk onder het oog te
zien. In deze bijeenkomst, waarin onze organisatie ver
tegenwoordigd werd door de Voorzitter en de Directeur
van de Bond en de Voorzitter van de Bedrijfsafdeling
Producenten, is besloten tot de instelling van een gemeen
schappelijk orgaan voor de onderscheiden sectoren van de
filmindustrie, in de zin van een Bureau international du
cinéma". Dit initiatief is genomen in de eensgezinde
overtuiging, dat alleen een krachtige samenwerking op het
internationale plan tussen producenten en exploitanten
het mogelijk zal maken een oplossing te vinden voor de
vraagstukken, waarvoor de betrokken bedrijfstakken zich
geplaatst zien, met name de televisie, de fiscale uitzon
deringspositie van ons bedrijf en meer in het algemeen
het onderzoek naar geschikte middelen ter bevordering
van een film- en bioscoopbedrijf, dat steeds beter de
belangen dient van de voortdurend toenemende bevol
king. Ook hier is het niet bij de gebruikelijke resoluties
gebleven, maar is men overgegaan tot de formering van
een klein comité, dat de nieuwe organisatie en haar werk
programma op korte termijn gaat voorbereiden. Dat de
filmproducenten met betrekking tot het afstaan van voor
de bioscoop vervaardigde speelfilms ter vertoning via de
televisie een veel grotere omzichtigheid in acht zijn gaan
nemen, als gevolg van de ervaringen in de Angelsaksische
landen opgedaan, is symptomatisch voor de huidige men
taliteit van hen, die verantwoordelijke posities innemen
in de filmindustrie. Nu de eerste terreinverkenning met
het nieuwe medium achter de rug is, komt men hoe langer
hoe meer tot de overtuiging, dat èn uit overwegingen van
economische aard èn uit overwegingen die recht doen
wedervaren aan de eigen betekenis en functie van film en
bioscoop, de media ieder haars weegs zullen moeten
gaan, zij het met inachtneming van de spelregels ener
vreedzame coëxistentie.
2